Shortlink: https://wp.me/p1mUd8-1Fvh
Van: Robert van Waning
Verzonden: maandag 30 januari 2017 14:29
Aan: ‘Red Vkr Alg Redactie’ <redactie@volkskrant.nl>
CC: ‘VK Ombudsvrouw’ <ombudsvrouw@volkskrant.nl>
Onderwerp: Aan Harriet Duurvoort (Luis in de pels van de krant krijgt weinig kans om venijnig te worden.)
Geachte Harriet Duurvoort,
In uw artikel ‘Samengebalde vuisten tegen de waanzin van Trump’ (VK, 30/1 jl) schreef u:
“Aan censuur, propaganda en alternatieve feiten heeft macht nu eenmaal meer dan aan die venijnige luis in de pels die onafhankelijke pers heet. Damn dat er een Amerikaanse grondwet is, die persvrijheid garandeert.”
U heeft natuurlijk gelijk, maar niet helemaal. Die persvrijheid is namelijk een afgeleide van het fundamentele recht van burgers op vrijheid van expressie. En niet omgekeerd. Toch maken u en de meeste journalisten, columnisten, andere publicisten en politici zich wel druk om onderdrukking van vrijheid van pers maar niet om die van meningsuitingen door gewone burgers. Zo lijkt het alsof het daarmee wel snor zit in de westerse democratische rechtsstaten, in tegenstelling tot situaties in landen als Zimbabwe en in autoritair geregeerde landen.
NRC-redacteur Eva Cukier schreef bij voorbeeld over het gevaar dat gewone Russische burgers lopen als zij digitaal kritiek uiten op Poetin.
(‘320 Uur taakstraf om een tweet’ (NRC, 24/1 jl, ) :
“Russische internetgebruikers denken liefst twee keer na voor ze zich kritisch uitlaten over de escapades van hun regering in Syrië of Oekraïne. Een Russische blogger kreeg vijf jaar gevangenisstraf – gevolgd door een driejarig ‘uploadverbod’ – voor het posten van kritische video’s over Russische activiteiten in Oekraïne. In Krasnodar kreeg een alleenstaande moeder 320 uur taakstraf voor het retweeten van een cartoon van Poetin, een populaire blogger in de stad Tjoemen ging de cel in voor een blog over Syrië. En het kan nog gekker: een inwoner van de stad Tver kreeg in 2016 tweeënhalf jaar kamp omdat hij een plaatje had gepost van een tube tandpasta met daarbij de tekst ‘Knijp Rusland zelf uit’. De man had online twaalf vrienden. Internet, voor veel Russen de laatste plek van vrije meningsuiting, ligt steeds meer onder het vergrootglas van het Kremlin en de geheime diensten. Sinds de annexatie van de Krim in 2014 kregen talloze gebruikers van sociale media celstraffen en boetes voor het posten van Kremlin-kritische posts of anderszins afwijkende meningen.”
Opiniemakers zoeken het altijd ver als het gaat om het onderdrukken van kritische meningsuitingen door machthebbers. In Nederland gebeurt dit echter ook regelmatig. Hier zijn het echter geen politieke, bestuurlijke of dictatoriale machthebbers die kritische meningsuitingen onderdrukken, maar zijn het redacties van journalistieke media die dat doen. Zij gebruiken hun macht en mogelijkheden om de venijnige luis in hún pels door middel van censuur te bestrijden en iedereen doet alsof dat de normaalste zaak van de wereld is. Zelf ben ik ooit gedurende anderhalf jaar(!) door de opinieredactie van de Volkskrant verbannen vanwege een kritische (maar hoogst fatsoenlijke) reactie op een column (nota bene!). Mijn protesten daartegen stuiten steevast op de veronderstelling dat ik het er zelf wel naar gemaakt zal hebben. Ik zou daar vrede mee hebben als men de moeite zou nemen om dat oordeel te onderbouwen.
De praktijk van redacties om kritische reacties van lezers willekeurig te weigeren en te verwijderen wordt gesanctioneerd door de Raad voor de Journalistiek. Als ‘redactionele vrijheid’ heeft het zelfs de status van een recht dat door niemand wordt betwist. Want wie zou dat kunnen en durven te doen?
Burgers kúnnen geen kritiek uiten op journalistiek en media, want hun bezwaar wordt domweg niet afgedrukt, geplaatst of uitgezonden. Politici en bestuurders mógen geen bezwaar maken tegen misbruik van redactionele vrijheid, want dan is het land te klein en de democratie acuut in gevaar: ‘Persvrijheid!’ Journalisten hebben hun eigen redenen om deze zwakke plek in ons democratie niet te benoemen: Ten eerste uit angst voor hun baan, ten tweede uit collegialiteit en ten derde omdat zij schrijvende en opiniërende burgers zijn gaan beschouwen als hun concurrenten die vooral niet moeten denken dat zij ook maar enigszins gelijke rechten hebben als journalisten.
In 2008 heb ik een klacht ingediend bij de Raad voor de Journalistiek over een onterechte verwijdering van een reactie van mij in de daarvoor bedoelde ruimte van de Volkskrant op de website van de krant op het internet. De Raad oordeelde op 11-08-2008 (RvdJ 2008/38) als volgt:
“De klacht heeft betrekking op het zonder waarschuwing verwijderen van de reactie van klager van de op de website van verweerder geboden ruimte voor redactioneel commentaar. [..] De Raad stelt voorop dat de redactie verantwoordelijk is voor de inhoud van ingezonden brieven en van reacties die worden geplaatst op de website van het betrokken medium. Het verdient daarbij de voorkeur dat de redactie de voorwaarden voor de selectie en plaatsing van reacties publiceert. Het staat de redactie echter vrij om ingezonden brieven en andere reacties niet te plaatsen, tenzij plaatsing is geboden vanwege bijzondere omstandigheden. [..] Zowel het artikel als klagers commentaar daarop zijn gepubliceerd op de website van verweerder. Net zoals het geval is bij de papieren krant is de redactie te allen tijde verantwoordelijk voor en aanspreekbaar op de inhoud van dit digitale publiciteitsmedium. Van een publiek domein, waar verweerder geen spelregels voor zou kunnen opstellen, is naar het oordeel van de Raad geen sprake. [..] Zoals het de redactie vrij staat een ingezonden brief niet te plaatsen in haar papieren krant, kan zij tevens een op de website verschenen lezersreactie verwijderen. [..]”
De willekeur regeert dus in de reactie- en discussieruimten van media en de deelnemers hebben geen rechten waarop zij zich kunnen beroepen. Toch is er geen haan die hiernaar kraait. Het is geen issue, zelfs niet in het zogenaamde ‘publieke debat’, want dat is niet publiek en ook geen echt debat.
Er wordt veel gesproken en geschreven over dat publieke debat, maar wat is dat en waar vindt dat plaats? Men mag aannemen dat dit gebeurt in een publiek domein, dat zo’n domein voor iedereen toegankelijk is en dat daar – zeker in een democratische rechtsstaat – de Grondwet, gewone wetten, het recht, algemeen aanvaarde fatsoensregels en gemaakte afspraken gelden. Daar zou geen plaats moeten zijn voor willekeur en onrecht.
Van een debat is alleen sprake als er naar elkaars argumenten wordt geluisterd. Sociale media vallen dan al grotendeels af. Daar wordt immers – bij gebrek aan goede en betrouwbare gespreksleiding – vooral veel en hard geschreeuwd en gescholden en dus nauwelijks naar elkaar geluisterd. Ook op andere plaatsen die bedoeld zijn voor openbare discussies over politiek en maatschappij, wordt niet of nauwelijks naar anderen geluisterd.
Waar vindt het publieke debat (if any) dan wél plaats?
De rubrieken met ingezonden brieven in de papieren versies van kwaliteitskranten voldoen daarvoor ook al niet aan de eisen. Ten eerste omdat daarvoor de ruimte te beperkt is, ten tweede omdat men er niet direct kan reageren, en ten derde omdat die rubrieken worden gerekend tot het ‘journalistieke product’ van de redacties en die daarom het recht voorbehouden om naar believen ingezonden brieven te weigeren, te redigeren en in te korten.
Geen van die bezwaren geldt voor de reactie- en discussieruimten op de websites van journalistieke media: Die zijn voor iedereen toegankelijk, er is volop ruimte, er kan direct worden gereageerd, reacties en discussiebijdragen worden alleen door de redactie geweigerd of verwijderd als zij in strijd zijn met de wet of met daarop gebaseerde gebruiksvoorwaarden en de redactie mag ook niet zomaar de inhoud ervan wijzigen zoals dat wel gebeurt bij ingezonden brieven (zelfs om de angel eruit te halen). Die internetfora lijken dus in alle opzichten ideale plaatsen waar burgers in alle vrijheid hun meningen kunnen en mogen uiten over politieke en maatschappelijke kwesties en waar zij met elkaar kunnen discussiëren. Dat lijkt wel een echt publiek debat..
Mooi niet.
De eerste tegenvaller is dat auteurs van opiniestukken in de kwaliteitskranten en -bladen zelden meedoen aan de discussies die daarover ontstaan. Het serieus nemen van lezers is een vorm van populisme waarvan de ‘inbraakgevoelige’ opinie-elite niet kan worden beschuldigd. Ernstiger is het feit dat redacties dankbaar misbruik maken van hun redactionele vrijheid om kritische reacties te weigeren of te verwijderen, louter op basis van welgevalligheid. Al te kritische lezers worden zelfs door redacties verbannen zonder dat zij iemand hadden beledigd, gestalkt of enige andere regel van wet, fatsoen of gebruiksvoorwaarden hadden geschonden. Dat mogen zij zomaar: Kijk maar naar wat de Raad voor de Journalistiek daarover heeft geoordeeld. Willekeur regeert zodoende op de discussiefora. Redacties plegen dit onrecht overigens niet zelf. Zij hebben het modereren van de reactie- en discussieruimten op hun websites namelijk uitbesteed aan anonieme medewerkers van commerciële bedrijven.
Dit komt toch in de buurt van wat er gebeurt in Rusland, China, Turkije, Zimbabwe en andere landen waar geen vrijheid van meningsuiting bestaat, misschien niet qua ernst van de ingrepen maar toch wel qua willekeur en beperking.
Als reageerders en discussieerders zijn lezers dus volkomen rechteloos. Hierboven beschreef ik al waarom niemand deze onaanvaardbare situatie openlijk veroordeelt. Zelfs rechters kijken wel uit om de feodale redactionele vrijheid aan banden te leggen, ook niet als die wordt misbruikt.
De reacties die wél door redacties op hun websites worden geplaatst, vormen dus geen getrouwe afspiegeling van ‘wat er leeft’ onder de burgers. Van een open en eerlijk publiek debat is daarom geen sprake.
Hans Wansink schreef op 21 januari jl in de Volkskrant onder de titel ‘Populisme is een blijvertje’ dat populistische bewegingen graag gebruik maken van de sociale media waar zij ‘zonder de tegenspraak van journalisten’ kunnen communiceren met hun aanhangers. ‘Zonder hun censuur, zult u bedoelen,’ heb ik hem geschreven.
Volgens Wansink komt het populistische gebruik van de sociale media de kwaliteit van het publieke debat niet ten goede. Dat is een gotspe. Wélk publiek debat? Op welke openbaar – voor iedereen toegankelijk – forum vindt die traditionele uitwisseling van argumenten plaats? En over welke kwaliteit heeft hij het?
Door het internet en de sociale media is populisme het nieuwe ‘normaal’ geworden. Nu zij een structureel onderdeel van het democratische proces zijn geworden, is er alle reden om een einde te maken aan de willekeur en de rechteloosheid daarvan.
Met vriendelijke groet,
Robert van Waning (New Orleans, 1942),
Amstelveen.
www.donqui.nl
www.contrails.nl
+++++++++++++++++++++++
Van: Robert van Waning
Verzonden: zondag 22 januari 2017 16:54
Aan: h.wansink@volkskrant.nl; ‘Red Vkr Alg Redactie’ <redactie@volkskrant.nl>
Onderwerp: Aan Hans Wansink (Red: Populisme is misschien een blijvertje, maar ‘publiek debat’ blijft een fictie.)
Geachte heer Wansink,
In uw artikel ‘Populisme is een blijvertje’ (VK, 21/1 jl) schreef u dat u in 2004 dacht (en schreef) dat het populisme in de politiek wel weer over zou gaan. Als verdediging voert u aan dat u destijds niet de enige was die er zo naast zat. Was er toen niemand die u tegensprak? Of alleen van mensen naar wie u niet hoeft te luisteren?
Kreeg u destijds reacties van lezers die het niet met u eens waren? En hoe heeft u op hen heeft gereageerd? Zelf heb ik daar namelijk weinig inspirerende ervaringen mee. Als je überhaupt antwoord krijgt, dan is dat meestal een dooddoener in de trant van ‘U ziet het verkeerd’. De opinie-elite gaat niet graag in discussie met lezers (‘gewone burgers’), ook al zitten daar veel verstandige en vak- en ervaringsdeskundige mensen bij.
Iedereen heeft het over het publiek debat, zonder te weten waar en hoe dat plaatsvindt. Kan er überhaupt wel sprake zijn van een debat? In de sociale media in ieder geval niet, want daar wordt nauwelijks naar elkaar geluisterd. Dat is erger dan dat er – bij gebrek aan goede en betrouwbare gespreksleiding – zo veel en hard wordt geschreeuwd en gescholden.
Ook op andere plaatsen die bedoeld zijn voor openbare discussies over politiek en maatschappij, wordt niet of nauwelijks naar anderen geluisterd. Neem bij voorbeeld de rubrieken met ingezonden en de reactie- en discussieruimten op de websites van kwaliteitsmedia. De auteurs van opiniestukken doen zelden mee aan de discussies daarover. Het serieus nemen van lezers is een vorm van populisme waarvoor de ‘inbraakgevoelige’ opinie-elite kennelijk huiverig is.
Ik heb geprobeerd om redacties en de Raad voor de Journalistiek ervan te overtuigen dat de internetfora van journalistieke media in feite openbare ruimtes voor publiek debat zijn. Het fundamentele, grondwettelijke en ‘onvervreemdbare’ recht op vrije meningsuiting zou daar onverkort moeten gelden. Ik heb die strijd voorlopig verloren, maar ik houd vol.
Redacties mogen nog steeds reacties en discussiebijdragen louter vanwege onwelgevalligheid weigeren en en verwijderen. Al te kritische lezers worden zelfs door hen worden verbannen zonder dat zij iemand hadden beledigd, gestalkt of enige andere regel van wet, fatsoen of gebruiksvoorwaarden hadden geschonden. En dat mag zomaar! Dit onrecht gebeurt door anonieme medewerkers van commerciële bedrijven waaraan de kranten de moderatie van hun websites hebben uitbesteed. Willekeur regeert op de discussiefora. Als reageerders en discussieerders zijn lezers volkomen rechteloos. Geen enkele rechter durft namelijk de feodale redactionele vrijheid aan banden te leggen, ook niet als die wordt misbruikt.
De reacties die wél door redacties op hun websites worden geplaatst, vormen dus geen getrouwe afspiegeling van ‘wat er leeft’ onder de burgers. Van een open en eerlijk publiek debat is daarom geen sprake.
Het is daarom niet zo verwonderlijk dat – zoals u schreef – populistische bewegingen graag gebruik maken van ‘de sociale media waar zij zonder de tegenspraak van journalisten kunnen communiceren met hun aanhangers’. Zonder censuur, zult u bedoelen.
Volgens u komt het populistische gebruik van de sociale media de kwaliteit van het publieke debat niet ten goede. Dat mag een gotspe heten. Wélk publiek debat? Op welke openbaar – voor iedereen toegankelijk – forum vindt die traditionele uitwisseling van argumenten plaats? En over welke kwaliteit heeft u het?
Ik ben zelf ooit gedurende anderhalf jaar(!) door de opinieredactie van de Volkskrant verbannen vanwege een fatsoenlijke kritische reactie op een column (nota bene!). Noemt u dat een voorbeeld van een debat die met een zekere mate van hoffelijkheid werd gevoerd?
Het populisme is een blijvertje dankzij het internet en de sociale media. Nu die een structureel onderdeel van het democratische proces zijn geworden, is er alle reden om een einde te maken aan de willekeur en de rechteloosheid daarvan.
Met vriendelijke groet,
Robert van Waning (New Orleans, 1942),
Amstelveen.
http://www.donqui.nl
http://www.contrails.nl
+++++++++++++++++++++++
Van: Robert van Waning
Verzonden: dinsdag 10 januari 2017 16:16
Aan: j.groen@volkskrant.nl
CC: ‘VK Ombudsvrouw’ <ombudsvrouw@volkskrant.nl>; ‘Philippe Remarque’
Onderwerp: “In dit land moet ik mijn mening toch vrij kunnen uiten.” Niet, dus.
Geachte mevrouw Groen,
“In dit land moet ik mijn mening toch vrij kunnen uiten,” zegt Celal Altuntas in uw artikel ‘Schrijver Altuntas krijgt scheldkanonnades én steun’ (VK 9/1 jl)
Niet, dus.
Vrijheid van meningsuiting is een fictie die in stand wordt gehouden door degenen die die ‘onvervreemdbare vrijheid’ als enigen willekeurig kunnen beknotten, namelijk journalisten en redacties van media.
U kunt niet aannemelijk maken dat er vrijheid van meningsuiting bestaat (omdat dat niet waar is) en ik kan niet aantonen dat de Volkskrant en andere media die vrijheid onderdrukken (omdat die meningsuiting niet wordt geplaatst).
“De Volkskrant is nieuwsgierig, schrijft over alle politici en wil een podium zijn voor botsende opvattingen. Omdat wij denken dat u daar het meest aan heeft om uw eigen mening te vormen,” schreef VK’s hoofdredacteur Philippe Remarque in zijn wekelijks rubriek ‘De Hoofdredacteur’ van 7/1 jl.
Ook dat is niet waar, maar wie kan de hoofdredacteur tegenspreken als dat niet wordt geplaatst door de opinieredacteur?
Ik heb meermalen ervaren dat mijn kritische (maar ter zake doende en in alle opzichten fatsoenlijke) meningen niet werden afgedrukt omdat zij een dienstdoende redacteur of moderator niet welgevallig waren. Ik ben zelfs gedurende anderhalf jaar(!) verbannen geweest door de opinieredactie van de Volkskrant, niet omdat ik enige regel van wet, fatsoen of gebruiksvoorwaarden had geschonden, maar omdat mijn opvattingen botsten met die van een columnist van de Volkskrant.
Iedere journalist en columnist is ervan op de hoogte dat dit soort dingen gebeuren, maar niemand wil of durft erover te schrijven. Toch zou er bij rechtgeaarde journalisten iets moeten gaan knagen omdat het belangrijkste grondrecht van burgers structureel wordt geschonden en omdat het publieke debat door anonieme redacteuren en moderatoren wordt gemanipuleerd.
“De neiging om andersdenkenden te verbannen begrijp ik niet,” schreef Philippe Remarque op 4/4/2015 in zijn onweersproken rubriek. Een gotspe van klasse.
U en andere journalisten kunnen dit wel blijven negeren en doen alsof er niets aan de hand is, maar ooit komt de waarheid boven tafel, met naam en toenaam.
Met vriendelijke groet,
Robert van Waning,
Amstelveen
Verbannen door de Volkskrant vanwege meningsuiting.
https://robertvanwaning.com/2015/11/23/vrijheid-van-meningsuiting-voor-reageerders-correspondentie/
Het VK Weblog werd verdonkeremaand: Te kritisch?
https://robertvanwaning.com/2016/01/09/vrijheid-van-meningsuiting-voor-reageerders-vk-weblog-werd-verdonkeremaand/
Persvrijheid wordt misbruikt om meningsuitingen van burgers te onderdrukken.
https://robertvanwaning.com/2014/06/25/persvrijheid-wordt-misbruikt-om-meningsuitingen-van-burgers-te-onderdrukken/
#####################
Van: Robert van Waning
Verzonden: maandag 4 mei 2015 11:05
Aan: ‘Philippe Remarque’ <p.remarque@volkskrant.nl> CC: j.groen@volkskrant.nl; ‘VK Opinie’ <opinie@volkskrant.nl>
Onderwerp: RE: “De neiging om andersdenkenden te verbannen begrijp ik niet.” (P. Remarque.) Een gotspe.
Beste Philippe, geachte Janny Groen,
Als het om de cartoons van Kurt Westergaard gaat, is tien jaar kennelijk niet te lang om mensen eraan te herinneren dat zijn vrijheid van meningsuiting werd beperkt door mensen die zich door zijn uitingen gekwetst voelden.
Janny Groen schreef er vandaag zelfs drie artikelen over in de Volkskrant. Zoals gewoonlijk druipt de hypocrisie ervan af. Zelf gaat zij immers ook niet in discussie met een kritische lezer die op goede gronden kritiek uit op discriminatoire (en zelfs racistische) elementen in de Joodse en Israëlische religie, cultuur, journalistiek en politiek. Paul Brill mag in de Volkskrant jarenlang een oorlogshetze tegen Iran voeren, zonder dat hij de openlijke tegenspraak krijgt die bij met zijn pro-Israëlische agitprop verdient.
Mijn opvattingen en meningsuitingen zijn niet verdacht of verwerpelijk. Integendeel, zelfs, want zij zijn gebaseerd op universele waarden en normen die zijn vastgelegd in internationale verklaringen en verdragen en in veel grondwetten (zoals de Nederlandse, maar niet de Israëlische).
Jij vindt dat ik destijds terecht gedurende anderhalf jaar(!) door de Volkskrant verbannen ben. Dit baseer jij niet op hetgeen ik had geschreven, maar op het feit dat ik herhaaldelijk in conflict ben gekomen met redacties die mijn meningsuitingen weigerden. Dat mijn reacties on-topic, inhoudelijk, gefundeerd, beredeneerd, raak en fatsoenlijk waren en daarom niet in strijd met regels van wet, fatsoen of gebruiksvoorwaarden waren, doet kennelijk niet ter zake.
De Raad voor de Journalistiek was ook van oordeel dat het weigeren en verwijderen van onwelgevallige meningsuitingen behoort tot de redactionele vrijheid van een krant. Iemand zou zich hierin eens moeten verdiepen, want het klopt natuurlijk van geen kanten. Maar welke krant zal een kritisch artikel hierover afdrukken? De jouwe in ieder geval niet.
Een lezer dient zich dus te onderwerpen aan de willekeur van een (anonieme) redacteur of moderator. Hij/zij kan en mag geen aanspraak maken op zijn belangrijkste mensen- en burgerrecht. Na zes jaar mag hij niet meer zeuren over een onterechte uitsluiting van het discussieplatform waarop hij al lange tijd actief was geweest.
Door het ‘bei Nacht und Nebel’ verdonkeremanen van het VK Weblog en alle blogs en commentaren is het vrijwel onmogelijk geworden om kritiek te uiten op meningsuitingen van de Volkskrant. Citeren uit de Volkskrant is vrijwel onmogelijk omdat kopiëren van teksten niet mogelijk is. Reageren op artikelen en columns is vaak niet mogelijk en kritische reacties worden domweg niet geplaatst.
Het democratische speelveld ligt niet gelijk.
Denk daar toch maar eens wat meer over na.
Vriendelijke groet,
Robert van Waning,
Amstelveen.
@@@@@@@@@@@@@@@@
Van: Philippe Remarque [mailto:p.remarque@volkskrant.nl]
Verzonden: zaterdag 4 april 2015 15:11
Aan: Robert van Waning
CC: VK Ombudsvrouw
Onderwerp: Re: “De neiging om andersdenkenden te verbannen begrijp ik niet.” (P. Remarque.) Een gotspe.
Ha Robert,
Je leeft wel erg lang op die anderhalf jaar blokkade van destijds. Je lijkt ons nu zelfs kwalijk te nemen dat we hem hebben opgeheven. Elders heb je ook zo je conflicten. Zou dat misschien ook wel eens verband kunnen houden met jouw manier van discussieren ? Of hebben alle media het gedaan en heeft van Waning altijd gelijk? bv met zijn bespottelijke bewering over onze beweegredenen om het VK blog op te heffen? Zou fijn zijn als je daar eens met een open geest over nadacht.
Groet, Philippe
**************************
Op 4 apr. 2015 om 14:37 heeft Robert van Waning <robertvanwaning@outlook.com> het volgende geschreven:
Beste Philippe,
In de Volkskrant van vanochtend (4/4/2015) las ik dat jij tegenspraak toejuicht en dat je graag scherpe opinie brengt in de krant die de gemoederen beroert.
‘Adding insult to injury’ schrijf je dat jij de neiging om andersdenken te willen verbannen niet begrijpt:
“Ik vind een open debat bij uitstek passen bij de Volkskrant, een krant voor mensen met een vrije geest. [..] Argumenten zijn immers welkom en een journalist praat met iedereen.”
Vroeger had ik je graag geloofd. Sinds jij echter hebt toegestaan dat ik gedurende anderhalf jaar(!) zonder opgave van deugdelijke motivatie verbannen ben geweest vanwege een correcte en terechte reactie*) op een column van Paul Brill, weet ik helaas wel beter. Mijn verbanning werd even plotseling en even willekeurig beëindigd als zij werd opgelegd.
Dat is de werkelijkheid achter jouw mooie woorden.
Sindsdien heb ik nauwelijks meer reacties op opiniestukken in de VK gereageerd. Jullie hebben de moderatie daarvan namelijk uitbesteed aan een extern bedrijf dat zich niet hoeft te houden aan journalistieke spelregels en dat zich ook niet hoeft te verantwoorden voor willekeur en misbruik.
Ik doe nog altijd graag mee aan discussies op openbare fora voor publieke debat op websites van media. Daarbij ervaar ik een grote mate van onvrijheid bij het uiten van meningen die redacties niet welgevallig zijn. Om die reden werd ik nu precies één jaar geleden door Dichtbij/Amstelland. Vraag me niet waarom, want dat weet ik nog steeds niet. Op http://www.amstelveenkanbeter.nl kan je lezen dat die permanente verbanning mij was opgelegd omdat ik bezwaar had gemaakt tegen een m.i. onterechte schorsing van 1 week.. Zo gaan die dingen in onze democratische rechtsstaat: De willekeur regeert in medialand.
Het VK Weblog werd opgeheven om tegenspraak praktisch onmogelijk te maken. Blogs, reacties en discussiebijdragen (die note bene niet jullie eigendom waren) werden verkwanseld aan een commercieel bedrijf en zijn sindsdien niet meer opvraagbaar. Verdonkeremaand, dus.
Met vriendelijke groet,
Robert van Waning,
Amstelveen.
http://www.donqui.nl
*)
Robert van Waning schreef op 27-11-2009
“Knap hè, hoe Paul Brill met zijn verwijzing naar ‘het Midden-Oosten’ het noemen van Israël als ‘hot issue’ zorgvuldig vermijdt. Hij laat echter geen gelegenheid onbenut om Iran in een kwaad daglicht te stellen. Ook hier niet, dus. Iran moet natuurlijk goed in de gaten worden gehouden, maar Israël is en blijft nog altijd ‘the hottest issue of them all’ met zijn systematische schendingen van het internationale recht (waaronder kernwapenverdragen).”
Van: Robert van Waning [mailto:robertvanwaning@outlook.com]
Verzonden: maandag 21 maart 2016 12:41
Aan: j.groen@volkskrant.nl; ‘Red Vkr Alg Redactie’ <redactie@volkskrant.nl>
Onderwerp: Aan Janny Groen (Voorzienbaarheid van strafbaarheid: svp ook mbt meningsuitingen in reactieruimten.)
(Niet voor publicatie. Gaarne doorsturen naar Janny Groen.)
Geachte mevrouw Groen,
De Raad voor de Rechtspraak wil graag dat dat voor de burger voorzienbaar is welke gedragingen strafbaar zijn. (‘Verbod verheerlijken terrorisme juridisch niet houdbaar’, VK, 20/3 jl.
Ik probeer dat nu al enige jaren tevergeefs te bereiken met betrekking tot meningsuitingen in de reactieruimten op de website van de Volkskrant. Daar kan men namelijk zomaar geconfronteerd worden met weigering of verwijdering van zijn reacties en zelfs met verbanning voor onbepaalde tijd, zonder dat men zich ervan bewust was enige regel van wet, fatsoen of gebruiksvoorwaarden te hebben geschonden. Deze sancties worden toegepast zonder deugdelijke motivatie, zonder mogelijkheid van verweer en zonder opgave van de strafduur. Democratie en rechtsstaat zijn dan ver te zoeken.
In de Volkskrant wordt regelmatig met (terechte) verontwaardiging geschreven over censuur elders (bij voorbeeld in de Oekraïne, zie ‘Zwart Rusland’, VK 19/3 jl), maar als het gaat om het recht van vrije meningsuiting, dan verdient onderdrukking daarvan in ons eigen land ook aandacht. Hier gebeurt het niet door de overheid, maar door redacties van kwaliteitskranten, inclusief de uwe.
Redacties maken namelijk graag gebruik van de onbeschaafdheid van scheldende, beledigende en dreigende reaguurders om onwelgevallige (maar beschaafde) reacties te kunnen weigeren of te verwijderen. Dit gaat dus verder dan het moeten schrappen van passages waarin machthebbers worden bekritiseerd. Een al te kritische reageerder kan in Nederland zelfs zonder opgave van reden en zonder mogelijkheid van verweer voor onbepaalde tijd worden verbannen. Dit betekent uitsluiting van deelname aan het publieke debat op het forum van zijn keuze. Om dat recht en die vrijheid te behouden, zou menig reageerder maar al te graag bepaalde passages weg willen laten.
Als u denkt dat die reageerder het daar dan wel naar zal hebben gemaakt, dat redacties zich houden aan strenge journalistieke maatstaven en dat zij heus niet zomaar iemand uitsluiten van deelname aan het politieke debat, dan bent u – vrees ik – een deel van het probleem dat ik graag aan de orde gesteld zou willen zien.
De commerciële bedrijven waaraan media het ‘modereren’ van reacties hebben uitbesteed, hoeven zich niet te houden aan journalistieke maatstaven en regels, noch aan de gebruiksvoorwaarden van het forum en dus ook niet aan de (grond)wettelijke regels waarnaar die vaak verwijzen. Zij hoeven ook geen verantwoording af te leggen voor hun beslissingen. Redactionele vrijheid gaat boven de vrijheid van meningsuiting van burgers. (RvdJ 2008/38.) Zodoende heerst willekeur over het ‘publieke debat’.
Ik ben zelf gedurende anderhalf jaar verbannen geweest uit het reactie- en discussieforum van VK Opinie op de website van de Volkskrant. Toen ik daartegen bezwaar maakte, werden in de daarop volgende correspondentie met ombudsman, hoofdredacteur, adjunct-hoofdredacteur en chef opiniepagina verschillende redenen genoemd waarom mijn verbanning terecht was geweest: Mijn reactie was een persoonlijke aanval op Paul Brill (nonsens), de toon was onvriendelijk (nou èn?), de inhoud was off-topic (aantoonbaar onjuist), ik had de opiniechef boos gemaakt (inderdaad), etc. Hoewel geen enkele van de genoemde redenen gebaseerd was op schending van de gebruiksvoorwaarden of van de wet, werd mijn verbanning toch niet ongedaan gemaakt. Gedurende anderhalf jaar heb ik zodoende niet kunnen deelnemen aan de publieke discussies op het openbare forum van mijn keuze. Pas na anderhalf jaar streek VK’s opiniechef Henk Müller over zijn hart en hief mijn verbanning op, even spontaan als hij die had opgelegd. Dat mag willekeur heten.
Opiniechef Henk Müller schreef mij in een e-mail van 9 september 2009 dat de redactie ‘volgens de regels’ geen waarschuwing hoeft te geven, geen reden voor een verwijdering hoeft te geven en verwijderde teksten ook niet hoeft terug te sturen. (Van zo’n reactie wordt meestal niet eerst een afschrift gemaakt, zodat de tekst definitief weg is.) Müller vond dat niet onfatsoenlijk of oneerlijk en hij vond dat ik de zaken op zijn kop zette.
Ook hoofdredacteur Philippe Remarque, van wie ik sindsdien excuses probeer los te krijgen, vindt dat ik niet moet zeuren. Hij schrijft: “Volgens mij zijn er erger zaken in het leven dan tien jaar geleden even uitgesloten te zijn geweest van een of ander internetforum.” Anderhalf jaar verbanning is volgens hem dus maar ‘even’.. Hij zou anders piepen als hem of één van zijn journalisten dit was overkomen.
Het lijkt een oud geval, maar het is nog steeds actueel, want dagelijkse praktijk.
Het vervelende is dat niemand deze misstand aan de kaak kan, mag, durft of wil stellen: Burgers kúnnen het niet (hun protest wordt domweg niet geplaatst), politici mógen het niet (‘aantasting van de persvrijheid’) en journalisten wíllen of dúrven het niet, uit loyaliteit of uit angst voor collegiale of hoofdredactionele represailles.
In verband met het bovenstaande heb ik een paar vragen aan u:
1. Is het reactie- en discussieforum op de website van de Volkskrant een openbaar forum voor publiek debat? (1. VK Ombudsman Thom Meens vond van wel.)
2. Zo niet, wat is het dan wel?
3. Zo ja, is het onvervreemdbare, fundamentele en grondwettelijk gegarandeerde burgerlijke recht van vrije meningsuiting daar dan van kracht (behoudens etc.)?
4. Moeten moderatoren en redacteuren zich houden aan de gebruiksvoorwaarden van het forum en aan de wettelijke regels waarnaar die verwijzen?
5. Zo niet, hoe kunnen reageerders dan van tevoren weten welke meningsuitingen strafbaar zijn?
Met vriendelijke groet,
Robert van Waning,
Amstelveen.
Op 22 dec. 2015 om 20:34 schreef Robert van Waning het volgende aan Philippe Remarque:
Beste Philippe,
“Ze gaan niet meer met ons en andere mensenrechtenorganisaties in discussie, ze proberen ons zo te delegitimiseren dat we buiten de discussie worden geplaatst.”
Bij het lezen van deze passage moest ik denken aan de onterechte en willekeurige verbanning die jouw krant mij had opgelegd nadat ik gefundeerde en beredeneerde kritiek had geuit op wat een pro-Israëlische columnist (ik schreef bijna ‘kolonist’) in het kader van zijn anti-Iran hetze had geschreven.
Daarna heb ik gedurende anderhalf jaar niet kunnen deelnemen aan het publieke debat op het forum van mijn keuze. Je beseft niet wat dat betekent voor een betrokken burger.
Ik wacht nog steeds op excuses voor die redactionele dwaling.
Met vriendelijke groet,
Robert van Waning,
Amstelveen.
NRC 22-12-2015.
Landverraders, dat zijn linkse mensen volgens veel Israëliërs
“Heeft u al gehoord van die Nederlandse ‘infiltrant’ in Israël? Zijn naam is Yishai Menuhin, een Israëliër die werkt voor de mensenrechtenorganisatie Public Committee Against Torture in Israel. Met Nederlands geld ‘beschermt’ hij ‘terroristen’ tegen ondervraging door de inlichtingendienst Shin Bet. Daarom moet zijn organisatie worden bestempeld als illegaal.
Dit stelt de ultranationalistische organisatie Im Tirtzu, in een filmpje dat vorige week viraal ging in Israël. Behalve Menuhin werden ook drie andere leiders van mensenrechtenorganisaties ervan beschuldigd dat ze ‘terroristen’ bijstaan in naam van een buitenlandse overheid.
Het filmpje is de apotheose van een strijd die al langer gaande is: het zwart maken van linkse mensenrechtenorganisaties. En dit gebeurt niet alleen door Im Tirtzu, een organisatie die bekendstaat om haar aanvallen op linkse ngo’s; ook het Israëlische kabinet doet eraan mee.
In november kwam minister van Justitie Ayelet Shaked met een initiatiefwet die medewerkers van ngo’s zou verplichten naamkaartjes te dragen met erop de bedragen die ze ontvangen van buitenlandse overheden. De wet is gericht tegen linkse organisaties. Rechtse bewegingen krijgen net zo goed geld uit het buitenland, maar overwegend uit private bron – en daarvoor gelden de voorgestelde regels niet.
Een van de voornaamste doelwitten is Breaking the Silence. Populair was deze beweging van oud-militairen nooit; Israëliërs horen niet graag dat hun leger, de meest gerespecteerde organisatie van het land, zou bijdragen aan de onderdrukking van een ander volk. En dat is precies de boodschap die Breaking the Silence uitdraagt door middel van – veelal anonieme – getuigenissen van oud-militairen.
Woordvoerder Avihai Stollar van Breaking the Silence wordt plat gebeld. Eerst nadat minister van Defensie Moshe Ya’alon de beweging had beschuldigd van “malicieuze motieven”; toen nadat president Reuven Rivlin kritiek had gekregen omdat hij had deelgenomen aan een conferentie waar ook Breaking the Silence aanwezig was; ten slotte nadat minister van Onderwijs Naftali Bennett de organisatie had verbannen van alle scholen.
Stollar vindt het geen enkel probleem met zijn rechtse landgenoten in discussie te gaan, zegt hij. „Ons doel is juist het land te overtuigen. En wat onze malicieuze motieven betreft: nog nooit is een door ons gepubliceerde getuigenis onwaar gebleken.” Er is iets anders aan de hand, denkt de oud-militair, iets gevaarlijkers. „Ze gaan niet meer met ons en andere mensenrechtenorganisaties in discussie, ze proberen ons zo te delegitimiseren dat we buiten de discussie worden geplaatst.”
Ander voorbeeld van dit “anti-democratische” procedé, zegt Stollar, is de oproep van Knessetlid Moti Yogev om een bulldozer op het Hooggerechtshof af te sturen. Reden: de hoogste rechter had bepaald dat twee huizen in de illegale nederzetting Beit El gesloopt moesten worden. De huizen in kwestie waren zelfs volgens de Israëlische wet illegaal, omdat ze waren gebouwd op Palestijnse privégrond.
In november moest Breaking the Silence een bijeenkomst in een café in de stad Be’er Sheva afzeggen. Het telefoonnummer van de café-eigenaar werd gepubliceerd door rechtse activisten, waarna hij talloze bedreigingen ontving. De autoriteiten vreesden voor ongeregeldheden als de lezing zou doorgaan.
Links is uit de mode
Links is uit de mode in Israël. Het is zestien jaar geleden dat de centrum-linkse Arbeiderspartij voor het laatst de verkiezingen won. En dat terwijl de partij gedurende de eerste drie decennia van de staat Israël, van 1948 tot 1977, onafgebroken de grootste was. Linkse idealen zijn onlosmakelijk verbonden met het zionisme, de beweging die sinds de negentiende eeuw ijverde voor een Joods thuisland. De eerste Joodse kolonisten in Palestina leefden en werkten volgens socialistische principes in kibboetsen. Na de oprichting van de staat werden deze idealen voortgezet. Israël was een seculiere staat met een planeconomie en egalitair onderwijs.
De laatste decennia hebben andere krachten de overhand. Het religieuze leven is opgebloeid, de vrije markt is omarmd en rechtse politici leiden het land. Na de verkiezingen in maart vormde premier Netanyahu zijn vierde kabinet, bestaande uit conservatieven, nationalisten en ultra-orthodoxen. Linkse organisaties, zoals de vredesbeweging, de vakbonden en de kibboetsen, zijn gemarginaliseerd.
Aan alle kanten staat links Israël onder druk. Media zouden te pro-Palestijns zijn. Rechters te soft. Opera’s te elitair. Ouders eisten het vertrek van een schoolhoofd dat dertien jaar geleden een petitie had ondertekend die Israëlische militairen opriep niet te dienen in bezet gebied.
Links heeft in Israël niet geheel dezelfde betekenis als in Nederland. Sociaal-economisch zijn partijen als Meretz en het Zionistische Kamp links te noemen. Maar met betrekking tot het Israëlisch-Palestijnse conflict is er maar één smaak: pro-Israël, pro-leger. Een aanhanger van Meretz vertelt dat hij Europa antisemitisch vindt. Reden: de EU heeft bepaald dat op producten uit illegale nederzettingen niet langer ‘Made in Israel’ mag staan.
Gebrek aan loyaliteit
Wie kritiek heeft op het morele gehalte van het leger, wordt een gebrek aan loyaliteit verweten. Of vind je dat Palestijnse aanslagplegers gedreven worden door frustratie over hun gebrekkige toekomstperspectief in plaats van door aangeboren antisemitisme? Dan ben je links. En linkse mensen zijn landverraders, volgens een aanzienlijk deel van het land.
Neem filmmaakster Rina Rosh (33), die voor haar nieuwe documentaire geregeld te vinden is in Palestijns Oost-Jeruzalem. In dat door Israël bezette deel van de stad zijn genoeg mogelijke onderwerpen. Wat bezielt bijvoorbeeld de Palestijnen die de laatste tijd op Israëliërs insteken? Of de Israëlische kolonisten die zwaar beveiligd in een Palestijnse wijk gaan wonen?
Maar als Rosh over haar project praat, krijgt ze een andere vraag. Wat doe je eigenlijk in Oost-Jeruzalem, tussen de Arabieren? Waarom praat je met de vijand?
Nu is Rosh toch al verdacht, in de ogen van veel landgenoten. Ze woont immers in het ‘goddeloze’ Tel Aviv, en werkt voor de ‘linkse’ media. Die twee zaken zijn al genoeg om automatisch als een landverrader te worden bestempeld, zegt Rosh. „Als ik iets politieks op Facebook post, krijg ik eerst milde reacties van kennissen die me vertellen dat ik niet echt begrijp wat het betekent om Joods te zijn. En daarna krijg ik berichten van mensen die me toewensen om verkracht te worden in Gaza.”
Ook Gideon Levy is wel wat kritiek gewend; hij geldt als de meest gehate man van Israël. Dit is hij geworden door week in, week uit de bezette Westelijke Jordaanoever te bezoeken en in een linkse krant ( Haaretz ) te beschrijven wat daar gebeurt. Bovendien betoogt hij in elke column waarom niet alleen Palestijnen, maar ook Israëliërs lijden onder de bezetting.
Bespuugd en uitgescholden
In de documentaire Going Against the Grain (2014) was al te zien hoe Levy vanwege zijn opvattingen beschimpt wordt door landgenoten. Op de bekende Carmel-markt in zijn woonplaats Tel Aviv komt hij niet meer, zegt hij. „Dan word ik gespuugd en uitgescholden. Daar heb ik geen zin in. Onveilig is het niet, oncomfortabel wel.”
Tijdens de Gaza-oorlog in 2014 huurde zijn krant zelfs bodyguards voor hem in. „In oorlogstijd worden Israëliërs altijd extreem nationalistisch. Maar die bodyguards waren kolonisten, aanhangers van de ultrarechtse Naftali Bennett. Ze beschermden me wel, maar bleven met me in discussie gaan over mijn standpunten, waarvoor ik juist bescherming nodig had. Dus heb ik de bodyguards maar weggestuurd. Het was een beetje grotesk.”
Dit jaar werd Levy opgepakt bij een bezoek aan de Westelijke Jordaanoever. „Er werd me niets ten laste gelegd. Maar ik zat wel achtenhalf uur vast, vingerafdrukken werden afgenomen. Dit is wat er aan de hand is. Journalisten zijn de vijand.”
Dit geldt ook voor mensenrechtenactivisten. Eén van hen, Elizabeth Tsurkov, ziet een duidelijke link tussen het filmpje van Im Tirtzu en de kabinetsaanvallen op Breaking the Silence, zegt ze telefonisch. „Je kunt Im Tirtzu wegzetten als extremistisch, maar ze staan heel dicht bij de machthebbers. Bij het maken van het filmpje waren twee mensen betrokken die in het verleden voor minister Bennett hebben gewerkt.
Dat is wat het gevaarlijk maakt: het is een georkestreerde campagne tegen alle onwelgevallige meningen. Ze willen ons uitschakelen.””
@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@
Zie ook
Verbannen door de Volkskrant vanwege meningsuiting
‘De Volkskrant mag lezersreacties verwijderen.’
(Commentaar de Volkskrant, 26 aug 2008)
‘Rechten en plichten op de site.’
(Column van Thom Meens, Ombudsman van de Volkskrant.)
‘De Volkskrant ‘verbergt’ kritische reacties (en verliest zo ons vertrouwen).’
(N.a.v. column VK Ombudsvrouw, ‘Heeft de krant ook een ‘zorgplicht’ op Facebook’, VK 14/1 jl)
RvdJ: De Volkskrant mag ook rechtmatige reacties verwijderen.
Deel 1: De Klacht.
RvdJ: De Volkskrant mag ook rechtmatige reacties verwijderen.
Deel 2: Pleidooi.
Het VK Weblog werd verdonkeremaand: Te kritisch?
‘Mensenrechten, ook voor Volkskrantlezers?’
‘Mensenrechten, ook voor Zimbabwanen?’
(Commentaar de Volkskrant, 10 dec 2008.)
Persvrijheid wordt misbruikt om meningsuitingen van burgers te onderdrukken.