Caspar Janssen vroeg afgelopen zaterdag (22/4) in zijn rubriek ‘Gesnapt’ aan Patrick Boin of hij het ‘type sportieve rijder’ was.
In kringen van autoverkopers en -journalisten geldt ‘sportief rijden’ als een aanbeveling. Je kent die teksten wel in autobladen en pagina’s: ‘Je kunt met dit karretje lekker gooien en smijten.’ ‘Je kunt deze straatracer als een kart de bocht om gooien.’ ‘Met onze sportieve rijstijl kwamen wij op een verbruik van 1 op 7’.
Wandelaars, fietsers, spelende en schoolgaande kinderen (en hun ouders!) en buurtbewoners kijken daar echter heel anders tegenaan. Voor hen is zogenaamd ‘sportief rijgedrag’ vooral gevaarlijk, hinderlijk, lawaaiig en asociaal.
‘Sportief rijgedrag’ onderscheidt zich namelijk van normaal rijgedrag door (te) hard optrekken, (te) hard rijden, (te) weinig afstand houden, (te) veel inhalen, (te) snel bochten nemen en (te) laat remmen. In de praktijk is ‘sportief rijgedrag’ dus niet te onderscheiden van agressief rijgedrag. En andersom. Het zou dus hard moeten worden aangepakt in plaats van gepropageerd door autobranche en -journalistiek.
De auto-industrie heeft vrijwel de volledige winst van de evolutie van auto- en motortechniek ten goede laten komen aan ‘sportiviteit’, in plaats van aan zuinigheid, besparing van fossiele brandstoffen, milieu-vriendelijkheid en maatschappelijk verantwoord rijgedrag.