Van: Robert van Waning
Verzonden: zaterdag 28 september 2002 14:57
Aan: Red Parool Economie (tav Philip Menco)
Onderwerp: Slapende pensioenmanagers (en -bestuurders!), Het Parool 28/9/2002
Geachte heer Menco,
Op 28 september jl schreef u in Het Parool een artikel over de gevolgen van de beursmalaise voor pensioenfondsen (‘Pensioenmanagers hebben zitten slapen.”) Ook u herhaalt maar weer eens de veelgehoorde opmerking dat Nederland een van de beste pensioenstelsels van de wereld heeft.
Dit stelsel is echter voornamelijk gericht op werknemers, en dan nog met name van middel(grote)bedrijven. Het stamt bovendien uit het tijdperk van de gilden en wordt bestuurd door onderonsjes van werkgevers en -nemers. Velen staan hierbij buitenspel. Ik ben blij dat ik mijn pensioen zelf heb kunnen regelen, daarbij geholpen door de huizenmarkt (die in Nederland in mijn geval: gelukkig!) eigenlijk even slecht functioneert als het pensioenstelsel).
Op 30 mei 2001 schreef ik aan Gijs Herderschee van de Volkskrant:
“Advertentie van Achmea in de Volkskrant van vanochtend, 30 mei: “Driekwart van alle werknemers heeft pensioengat.” Iets wat feitelijk een maatschappelijk schandaal is, staat zomaar laconiek en langs-de-neus-weg in een advertentie van een bedrijf dat graag aan deze erbarmelijke situatie wil verdienen.
Hier is alleen nog maar sprake van werknemers, maar hoe hoog is het percentage pensioenbreukelingen onder alle Nederlanders van 55 jaar en ouder, inclusief de (kleine) zelfstandigen? Het heet dat Nederland op pensioengebied zijn zaakjes voor elkaar heeft, maar dit wordt door bovenstaande cijfers niet bevestigd.
Achmea heeft een ‘oplossing’ voor de … werkgevers! Mede dankzij het nieuwe belastingstelsel wordt er dus voortgeborduurd op de geboortefout van het Nederlandse pensioensysteem. Werkgevers en vakbonden kunnen doorgaan met gebruiken van het pensioen als middel om werknemers aan zich te binden. Niet alleen krijgt de pensioengerechtigde door allerlei breuken, hiaten, frictie-, structuur- en vergaderkosten een te laag pensioen, maar de flexibilisering van de arbeidsmarkt is ook niet met dit systeem gebaat.
Waarom horen wij zo weinig die andere kant van de Nederlandse pensioenverhaal?”
Zoals het een volkskrant betaamt heeft Gijs Herderschee zich niet verwaardigd om te reageren.
Men zegt dat de PvdA geen contact onderhield met ‘de mensen’, maar hetzelfde geld a fortiori voor de journalistiek.)
Op 1 mei 2002 schreef ik aan Francine Giskes van D66:
“Om vele redenen ben ik het eens met uw kritiek op de wijze waarop pensioenfondsen nog steeds worden beheerd en bestuurd. In het veelgeroemde Nederlandse pensioenstelsel gaat er meer fout dan u in uw korte gesprek met Ab Pilgram van NOS Radio 1 Journaal van vandaag (1 mei 2002) kon of wilde aangeven.
Vrijwel dagelijks hoor ik van mijn vrouw (pensioenjuriste) achtergrondverhalen over de gang van zaken bij besturen van pensioenfondsen. Ik ben blij dat mijn geld daar in ieder geval niet verspild wordt. In verband met mijn warrige arbeidsverleden heb ik vrijwel geen pensioen in het vooruitzicht. Gezien alle verspilling kan ik daar niet rouwig om zijn, nu ik het zelf heb kunnen opbouwen.
Het gildegewijze pensioensysteem is immers in strijd met flexibilisering. Nu arbeid steeds flexibeler wordt, blijft het systeem van pensienopbouw daarbij achter. Flexibilisering van arbeid betekent nu nog dat dat voor al die vrijheid in keuze van baan en carriere een hoge prijs betaald moet worden met een tegenvallende pensioenuitkering. Een groot deel van de premies gaat op aan allerlei structurele en frictiekosten, bijvoorbeeld van overheveling van het ene pensioenfonds naar het andere.
Bedrijfstakgewijze pensioenopbouw is uit de tijd. De branchegebondenheid van pensioenopbouw stamt uit de tijd van de ambachten en categorale vakbonden. Dit systeem heeft geen band meer met de werkelijkheid. Mensen blijven tegenwoordig immers niet meer hun hele leven werkzaam in dezelfde bedrijfstak.
Twee voorbeelden: Een graficus die eerst een paar jaar bij een drukkerij werkt, vervolgens bij een uitgever en bij en bank om het huisorgaan te verzorgen, heeft al een pensioenbreuk. Een juridisch econoom die eerst beleidsmedewerker op een ministrerie is, daarna bij een milieustichting in dienst komt, vervolgens directeur is van een watersportbedrijf, daarna van een stichting die traditionele zeiljachten verhuurt en die uiteindelijk vijftien jaar zelfstandig automaqtiseringsadviseur is, heeft ook een pensioenprobleem. (Laatstgenoemde ‘carrière’ is de mijne. Geen pensioen dus, afgezien van die fl 400,- per jaar van het ABP en fl 800,- per jaar van de DETAM.))
Pensioenen moeten worden weggehaald uit de onderonserige sfeer van vertegenwoordigers van werknemers en werkgevers. Dit is een circuit van professionele vergaderaars maar amateuristische vermogensbeheerders die meer geinteresseerd zijn in presentiegelden dan in de belangen van pensioengerechtigden die de bedrijfstak inmiddels hebben verlaten. Veel werk in het pensioengebouw heeft te maken met de bedrijfstakgewijze inrichting ervan. Hier liggen mogelijkheden van grotere efficiency en besparingen die de flexibiliteit en de hoogte van pensioenen ten goede kunnen komen.
De pensioenuitkering is bestemd voor degene die daarvoor heeft gewerkt en gespaard. Nu dient een belangrijk deel voor de instandhouding van instituties die inmiddels hun tijd hebben gehad.
In het artikel “Er ligt een gouden kans voor modernere sociale zekerheid” (Volkskrant, 13-01-00) werd vakbondsman Douma geciteerd. Hij zei dat de flexibilisering van de arbeidsmarkt en de indiviualisering vragen om een grondige vernieuwing, als de vakbonden maar kunnen blijven bestaan.
Misschien moet juist het mes gezet worden in het aandeel van die verouderde vakbonden.
In Douma’s capuccino-model worden de verantwoordelijkheden evenwichtiger verdeeld tussen bonden, werkgevers en overheid. In dit rijtje komt de flexibele, individualistische werknemer en kleine zelfstandige helemaal niet voor, laat staan de pensioengerechtigden! Dit is een typisch staaltje van ouderwets vakbondsdenken.
Niet de pensioengerechtigden, maar de bestuurders van al die versnipperde pensioenfondsen-oude-stijl hebben belang bij de status quo. Zolang de relatief kleine kliek van fondsbestuurders maar hun vergadergelden kunnen opstrijken zal men uit die hoek weinig vernieuwing en echte
belangenbehartiging hoeven verwachten. . De door pensioenbreuken, -gaten, -vereveningen etc. geplaagde werkers hebben weinig baat bij dit bedrijfstakgewijze pensioensysteem waarin veel geld berstookt wordt in vakbondsgewijze vergadercircuits.
Cooptatieve fondsbesturen verspillen veel tijd en geld aan sectorgewijze reglementen en statuten die voortdurend gewijzigd moeten worden, en die geadministreerd moeten worden door fondsbeheerders die al die fondsen uit elkaar moeten zien te houden. Wat een bureaucratische verspilling!”
Na lezing van uw artikel in Het Parool van 28 september jl vond ik het des te onbegrijpelijker dat ook mevrouw Giskes het niet nodig vond om te regareren op mijn operkingen en vragen.
Vriendelijke groet,
Robert van Waning