Vrije meningsuiting bedreigt rechterlijke onafhankelijkheid na verval van sub-judice-beginsel.

De journalistieke woede-uitbarsting over de gijzeling van twee collega’s door het OM leidde in de reactieruimte onder het hoofdredactioneel Commentaar tot een discussie over de vraag of belanghebbenden mogen proberen om beraadslagende rechters door middel van publicitaire druk te beïnvloeden.

Hoe de pers hierover denkt, is in de afgelopen dagen wel duidelijk geworden. De journalistieke druk beperkte zich immers niet tot het stilletjes dragen van T-shirts met ‘LAAT ZE VRIJ!’ Het is alweer lang geleden dat ik zulke grote letters op de voorpagina van De Telegraaf zag, en ook de publieke omroep knetterde van woede: Hoe durven ze!

Toch meen ik mij te herinneren dat diezelfde pers herhaaldelijk ministers en Kamerleden ter verantwoording had geroepen (zo liggen nu eenmaal de verhoudingen in een mediacratie) als die de brutaliteit hadden gehad om hun mening te geven over een kwestie die nog ‘onder de rechter’ (sub judice) was.

Ik verkeerde zelf nog in de naïeve veronderstelling dat het ooit vanzelfsprekende beginsel nog steeds fier overeind stond. Daarom verdedigde ik dat tegen o.a. Mary Franssen. (Jammer genoeg doen de commentaarschrijvers zelf nooit mee aan de discussies. Die beperken zich tot het verwijderen van onwelgevallige reacties. Dat is óók mediacratie..)

Ik schreef dat het onbehoorlijk was om een rechter tijdens zijn beraadslaging onder publicitaire druk te zetten. Dit was immers in strijd met de onafhankelijkheid van dit lid van de Trias Politica. Bovendien zou er volgens mij rechtsongelijkheid ontstaan omdat niet iedereen de journalistiek voor zijn kar kan spannen om zijn zin te krijgen. Mary Franssen vroeg mij herhaaldelijk waar het door mij verdedigde beginsel dan stond. Omdat het inmiddels ruim 36 jaar geleden is dat ik afstudeerde aan de juridische faculteit van de RU Leiden, zocht ik het antwoord heel modern op het internet. Dat was leerzaam, ook al omdat het helemaal niet eenvoudig bleek om een duidelijk antwoord te vinden.nl.

De vrijheid van meningsuiting blijkt inmiddels zware bressen te hebben geslagen in het bastion rond het ooit geheiligde beginsel dat de rechterlijke onafhankelijkheid moet helpen waarborgen. De demonstrerende journalisten en lezer Mary Franssen hebben misschien dus inmiddels wel gelijk. Of dat goed nieuws is, vraag ik mij af.

Niet alleen de journalistiek maar iedereen die het geld of andere mogelijkheden heeft om publiciteit te genereren, kan daarmee rechterlijke beslissingen onder publieke druk in de gewenste richting ombuigen. Wat de pers al kon met de politiek, kan zij nu dus ook met de rechterlijke macht. Een mooie waakhond hebben we. Als we niet oppassen, vreet-ie alles op, desnoods met ons erbij. Dit soort nieuws lees je niet in de krant en hoor je zelfs niet van de publieke omroep..

Voor wie over dit onderwerp wil nadenken, geef ik hieronder wat ik over dit onderwerp vond op het internet:

___________________________________________________________
Het maatschappelijk oordeel van de strafrechter
http://www.eur.nl/perskamer/persberichten/archief04/omv

Op donderdag 29 april 2004 neemt mr. A.H. van Delden, voorzitter Raad voor de rechtspraak, op een symposium in Leiden het boek Het maatschappelijk oordeel van de strafrechter. De wisselwerking tussen rechter en publiek in ontvangst.

[..]

Naast het luisteren naar geluiden uit de samenleving, moet de rechter er immers ook voor waken zijn onafhankelijkheid niet uit het oog te verliezen. In de huidige maatschappij, waar de rechter nauwlettend op de vingers wordt gekeken en via de media een niet aflatende stroom van meningen en kritiek op de rechter wordt afgevuurd, is dat geen gemakkelijke opgave.

[..]

Prof. H. van de Bunt (directeur OMV) bespreekt de tegenstelling tussen de eisen aan de rechter die zich enerzijds moet oriënteren op wat leeft in de samenleving en anderzijds zijn onafhankelijkheid moet bewaren.

Prof. H. Elffers bespreekt een empirisch onderzoek onder rechters: Hoe gaan zij om met maatschappelijke druk? Wat denken zij dat het publiek van hen vraagt? Hoe voelen zij zich bejegend door pers en publiek? Hij vergelijkt dat met onderzoek onder het publiek. Wat vragen zij van de rechter? Hoe groot is de kloof?

Prof. P. van Koppen bespreekt een aantal grote strafzaken waarbij vraagtekens zijn gezet bij het bewijs. Welke rol heeft maatschappelijke druk op de rechter in deze zaken gespeeld?

___________________________________________________________

De angstige rechter
J.L. de Wijkerslooth

20 juni 2005

http://www.om.nl/over_het_om/speeches/26910/

Hoe is de positie van de rechter, die toch een belangrijke bijdrage geeft aan de rechtsvorming in dit alles? De ontwikkelingen gaan de rechter in ieder geval niet voorbij. Wat bijvoorbeeld een botsing tussen een rechterlijk oordeel en de opvatting van de representanten van de media aan extreme uitbarstingen kan opleveren, is ons allen in het recente verleden weer eens duidelijk geworden. Het lijkt er op dat de rechter reageert door (nog) dieper in zijn schulp te kruipen. Dit lijkt mij niet verstandig.

[..]

Het feit dat ik een angst voor de politiek ontwaar, betekent niet dat ik graag zou zien dat de rechtsprekende macht gepolitiseerd wordt.

___________________________________________________________

Onafhankelijkheid van rechters moet buiten kijf staan.
Peter Ingelse Amsterdam in NRC Handelsblad 5 februari 1997

http://www.xs4all.nl/~ingel/publications/leem-nrc.html

Aantasting van de onafhankelijkheid ondermijnt de democratie. Geen democratie zonder evenwicht tussen de staatsmachten. De wetgever stelt de spelregels vast, het overheidsbestuur en de burger spelen het spel en de rechter controleert of zij zich aan de regels houden. Als één van de spelers de chef is van de rechter, dan is die rechterlijke controle niet onpartijdig en het spel niet meer eerlijk. Daarom moeten rechters los staan van de spelers en met name onafhankelijk zijn van het overheidsbestuur.

Omdat ook rechters mensen zijn, zijn waarborgen voor de onafhankelijkheid onontbeerlijk.

[..]

Populariteit is voor de rechter doel noch middel. Hij luistert wel naar in de maatschappij levende opvattingen, maar slechts omdat die opvattingen – soms – het recht beïnvloeden.

_________________________________________________________

De wisselwerking tussen rechter en samenleving

Symposium ‘Het maatschappelijk oordeel van de strafrechter’ – 29 april 2004

Van de strafrechter wordt verwacht dat hij oog heeft voor wat er speelt in de samenleving. Weinigen zullen dat bestrijden, maar hoe ver moet of mag de rechter daarin gaan? Naast het luisteren naar geluiden uit de samenleving, moet de rechter er immers ook voor waken zijn onafhankelijkheid niet uit het oog te verliezen. In de huidige maatschappij, waar de rechter nauwlettend op de vingers wordt gekeken en via de media een niet aflatende stroom van meningen en kritiek op de rechter wordt afgevuurd, is dat geen gemakkelijke opgave.

[…]

In de tweede plaats zijn psychologische mechanismen onderzocht waarop rechters zich in het nemen van beslissingen in concrete strafzaken, al dan niet bewust, kunnen laten beïnvloeden door maatschappelijke druk.

_________________________________________________________________________
Rechter bang voor proces op Internet
Door onze redacteur F. KUITENBROUWER

NRC Webpagina’s 1 september 1998
http://www.nrc.nl/W2/Lab/Auteursrecht/980901vp.html

Mogen partijen in een gerechtelijke procedure elkaars processtukken op Internet zetten? Nee, zegt de Europese rechter, die spreekt van ,,misbruik van de procedure”.

Maar de uitspraak bevat ook verwijzingen naar het recht van partijen in een geschil hun zaak te verdedigen zonder externe druk.

[..]

Het sub judice-beginsel is trouwens zelf omstreden. ‘Een openbare behandeling’ geldt zowel voor strafzaken als voor burgerlijke zaken als een van de Europese rechten van de mens. Dit is onlosmakelijk verbonden met de vrijheid van meningsuiting. Er zijn wel een aantal beperkingen toegelaten, zoals bescherming van het privéleven van de procespartijen of de belangen van een behoorlijke rechtspleging. Bij de traditionele vrees voor een trial by newspaper komt nu de vrees voor een trial by Internet.

Het Europese Hof voor de mensenrechten (de hoogste Europese instantie op dit gebied) heeft de strijd tussen het sub judice-beginsel en de vrijheid van meningsuiting al in 1980 beslecht ten gunste van de uitingsvrijheid, constateerde U. van de Pol tien jaar geleden al in een proefschrift over het openbaarheidsbeginsel. Het ging daarbij om het Softenondrama, een middel voor zwangere vrouwen dat tot ernstige misvormingen bij hun baby’s leidde. De schuldvraag kon ook vóór de uitspraak van de rechter kritisch worden besproken door de media. Dat beginsel valt door te trekken tot de procespartijen en Internet.

_________________________________________________________________
Een sub judice rule of een gedragscode voor politici?
Door Marly Schelfaut. P. 338 – 343
http://www.fontysmediatheek.nl/wiki/home/Tijdschriften_HBO_Rechten_2006_oktober

Samenvatting

Regelmatig laten politici zich publiekelijk uit over lopende strafzaken, de vele bezwaren hiertegen en ons sub judice-beginsel ten spijt. Deugen nu die argumenten niet of schiet ons sub judice-beginsel tekort en ontberen wij een sub judice-rechtsregel naar Angelsaksisch model? Dit artikel breekt een lans voor bewustwording van risico’s en de ontwikkeling van een gedragscode voor politici.

_________________________________________________________________

Opening Academiejaar met inleiding door de president van de Hoge Raad, mr. Davids.
http://www.academievoorwetgeving.nl/downloads/academiebulletin/AvWBulletin2006_12.pdf

De President van de Hoge Raad ging aan het slot van zijn inleiding ook in op de ontwikkeling van de relatie van de rechter met regering en parlement. Het gedrag van zowel ministers als kamerleden lijkt erop te duiden dat het sub-judice-beginsel in verval is geraakt. Onlangs werd ook door een advocaat in hoger beroep gesteld dat het desbetreffende hof niet meer onbevangen kan oordelen, omdat van gezaghebbende zijde publiekelijk de schuld van een verdachte werd verondersteld. De Hoge Raad heeft zich nog niet kunnen uitspreken in dit geval.

________________________________________________________________________________________
Eerste Kamer. 17de vergadering Dinsdag 15 februari 2000
15 februari 2000 EK 17 17-682
http://www.academievoorwetgeving.nl/downloads/academiebulletin/AvWBulletin2006_12.pdf
De heer Rosenthal (VVD):

Vanuit de politiek en de wetgever hoort men, voordat men er erg in heeft, wel eens het geluid dat de jurisprudentie het wel zal houden. Maar dat is, zo komt het ons voor, slecht voor het evenwicht der machten, slecht voor de eigen positie van de uitvoerende en wetgevende machten en ook slecht voor de rechter zelf. Want de rechter wordt dan immers geconfronteerd met conflicterende opvattingen en belangen die eigenlijk in de politieke arena gereguleerd hadden moeten worden. Is het in dit verband niet opmerkelijk dat wij steeds minder het gevleugelde woord horen dat – zo zeiden wij het ooit – de zaak nu ’’onder de rechter’’ is? Dat is het ’’sub judice’’-beginsel. Kennelijk wordt de rechterlijke procedure langzamerhand gezien als een voortzetting van de politieke besluitvorming met hooguit andere middelen. Wat vindt de minister hier van de suggestie van de hoogleraar Franken om in journalistieke gedragscodes voor te schrijven, terughoudend te zijn tussen het moment van dagvaarding en de uiteindelijke uitspraak? Ziet de minister er iets in dit een keer bij de media aan te kaarten? Is terughoudendheid op basis van dat ’’sub judice’’-beginsel volgens de minister ook geboden voor het openbaar ministerie? Wat vindt de minister in dit verband van de opvatting in kringen van het openbaar ministerie dat het openbaar ministerie juist eerder de openbaarheid moet zoeken?

________________________________________________________________________________________
De onafhankelijkheid van de rechterlijke macht na de recente herziening van de Grondwet *)

Prof. Jan VELAERS, Hoogleraar Universiteit Antwerpen (U.F.S.I.A.), Deeltijds hoofddocent K.U. Brussel
http://www.juridischlimburg.be/limburgsrechtsleven/velaers/velaerstxt.htm#135

1. In het najaar van 1998 en het voorjaar van 1999 werd de meest ingrijpende hervorming van de Justitie sinds de stichting van de Belgische Staat doorgevoerd. Een herziening van artikel 151van de Grondwet en enkele fundamentele wetten moeten ervoor zorgen dat Justitie klaar is om de eenentwintigste eeuw binnen te treden. De inzet is hoog : „De burger moet opnieuw vertrouwen krijgen in het gerecht, dat te traag werkt en dat te lang gepolitiseerd werd”. Justitie krijgt een „cultuurschok”, en er zal een „mentale reconversie”1 van de mensen van de Justitie nodig zijn, zo werd gesteld.

2. Wij zullen de hervorming van Justitie, in deze rede, belichten vanuit één perspectief, dat van de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht. Voorwaar een belangrijk perspectief. Dat behoeft geen betoog. „De onafhankelijkheid van de rechters is immers de hoeksteen van de democratische rechtsstaat en het sluitstuk van de scheiding der machten”. „Aan de onafhankelijkheid van de rechter meet men het krediet van zijn ambt en zijn gezag aan zijn uitspraken af” . Ook de grondwetgever in 1998 was zich daarvan scherp bewust. De onafhankelijkheid van de rechter was ook voor hem het onaantastbaar basisbeginsel van de hervorming. Ten bewijze daarvan wordt die onafhankelijkheid zelfs tot driemaal toe uitdrukkelijk bevestigd in artikel 151 van de Grondwet. „De rechters zijn onafhankelijk in de uitoefening van hun rechtsprekende bevoegdheden”, zo begint het artikel (art. 151, par. 1, eerste zin). „Het openbaar ministerie is onafhankelijk in de individuele opsporing en vervolging…”, zo luidt de tweede zin (art. 151, par. 1, tweede zin) en tenslotte bevestigt ook paragraaf 2 dat de Hoge Raad van Justitie bij de uitoefening van zijn bevoegdheden, de onafhankelijkheid van de rechters en van de ambtenaren van het openbaar ministerie respecteert (art. 151, par. 2, eerste lid).

3. Geruststellende verklaringen, die des te meer opvallen wanneer men weet dat er in de Grondwet van 1831 niets stond over die onafhankelijkheid, net zo min overigens als over de scheiding der machten. Onze grondwetgever was in 1831 vrij pragmatisch ingesteld. Hij hield niet zo van ronkende verklaringen. Hij wist dat het weinig zoden aan de dijk zet grote principes te verkondigen. Daarmee zijn ze immers nog niet verwezenlijkt. De onafhankelijkheid kondig je niet af. Het is een dagdagelijkse opgave voor elke rechter. Deze moet er voortdurend op bedacht zijn zelf te oordelen. Hij moet vermijden „het geschil uit handen te geven en het door een derde te laten beslechten”. De rechter moet „vrij zijn van beïnvloeding, druk of tussenkomst van derden”. Rond de eigen oordeelsvorming moet hij, als het ware, een „cordon sanitaire” leggen. Hij moet zich, zoals Storme schrijft „in de stilte van het beraad (…) weten te onttrekken aan elke beïnvloeding van buitenaf”. Hij moet ook argwanend staan t.a.v. de eigen vooroordelen, de eigen achtergrond, de sociale context waarin hij leeft. Hij moet klassejustitie vermijden en open staan voor de samenleving. Maar uiteindelijk moet hijzelf oordelen, in eer en geweten uitmaken wat het recht is.

4. De grondwetgever van 1831 wist dat hij die onafhankelijkheid niet zelf kan waarborgen. Alleen de rechter kan dat. Wat het Nationaal Congres wel zinvol vond, vanuit zijn pragmatische ingesteldheid, was een aantal concrete statutaire waarborgen in de Grondwet op te nemen die ertoe kunnen bijdragen dat de rechter een positie bekleedt waarin hij van de andere machten, en vooral dan van de uitvoerende macht, „niets te verwachten en niets te vrezen heeft”. We hebben het dan over de benoeming voor het leven, de onafzetbaarheid, de niet-overplaatsbaarheid (art. 152 G.W.), de bepaling van de wedden bij wet (art. 154 G.W.) en het verbod bezoldigde ambten van de regering te aanvaarden (art. 155 G.W.). Deze waarborgen zijn niet de onafhankelijkheid zelf, het zijn slechts dammen die de grondwetgever opwerpt daar waar die onafhankelijkheid zou kunnen worden bedreigd.

5. In 1998 vond de grondwetgever het nodig tot driemaal toe de onafhankelijkheid uitdrukkelijk in de Grondwet te vermelden. Uit de parlementaire voorbereiding blijkt enige trots hierover. Het zo belangrijk beginsel, dat tot nu toe slechts als algemeen rechtsbeginsel in de rechtspraak wordt erkend en in internationale verdragen, zoals het E.V.R.M. (art. 6) en het B.U.P.O. (art. 14) uitdrukkelijk wordt bevestigd, wordt nu eindelijk ook in de Grondwet vermeld, tot driemaal toe zelfs. Dat is een „bijzonder goede zaak”, zei men. Maar is dat wel zo? Er is een oud Vlaams spreekwoord dat stelt : „Als de vos de passie preekt, boer let op uw kippen”. De arabische versie daarvan luidt, in vrije vertaling : „Er wordt nooit zoveel gesproken over water, als in de woestijn”. Moeten we ons dan zorgen maken over die drievoudige bevestiging van onafhankelijkheid in artikel 151 van de Grondwet ?

6. Tijdens de parlementaire voorbereiding zijn er over de onafhankelijkheid dubbelzinnige uitspraken gedaan. Enerzijds luidde het voortdurend dat de grondwetgever niets aan de bestaande toestand wilde wijzigen, dat hij een status quo nastreefde, dat hij de bestaande beginselen slechts constitutioneel wilde verankeren, en dat de rechters na de hervorming even onafhankelijk zouden zijn als ervoor. Als dat zo is verandert de drievoudige bevestiging niets en heeft ze hoogstens een symbolische betekenis. Anderzijds is echter ook voortdurend benadrukt dat het de bedoeling was om een eigentijdse opvatting van de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht en ook van de scheiding der machten in de Grondwet op te nemen. De onafhankelijkheid wordt „duidelijk omlijnd”, „omschreven”, „in zijn juiste betekenis grondwettelijk vastgelegd”. „(…) het ogenblik is aangebroken om te durven zeggen dat de inzichten met betrekking tot het begrip ‘onafhankelijkheid ‘ gewijzigd zijn”, zo luidde het. Want die onafhankelijkheid is geen doel op zich, het is geen „voorrecht voor de rechters maar een waarborg voor rechtszoekende burger”. De „onafhankelijkheid” staat niet gelijk met „onaantastbaarheid”, met „onverantwoordelijkheid”; ze sluit niet uit dat de rechterlijke macht extern ter verantwoording wordt geroepen. „In een moderne opvatting is die onafhankelijkheid niet onverenigbaar met bepaalde wisselwerkingen tussen de machten”, zo luidde het nog. Ook de „scheiding der machten” wordt opnieuw gedefinieerd. Het concept is immers geëvolueerd, „het verwijst thans naar een situatie waarin de drie staatsmachten elkaar in een gezonde kritische spanning bewaken en stimuleren”. De grondwetsherziening beoogt dus niet alleen de status quo, doch ook een herijking van de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht, een hervorming van de verhouding tussen de staatsmachten.

7. De vraag rijst dan opnieuw. Moeten we ons zorgen maken? Wat is die juiste grondwettelijke betekenis ? We kunnen die uiteindelijk alleen achterhalen door die drie zinnen in artikel 151 van de Grondwet waarin de „onafhankelijkheid” ter sprake komt, even onder de loupe te nemen.

I. De onafhankelijkheid van de rechterlijke macht.

A. De functionele onafhankelijkheid van de individuele rechter bij het rechtspreken.

8. Artikel 151, par. 1 G.W. stelt : „De rechters zijn onafhankelijk in de uitoefening van hun rechtsprekende bevoegdheden”. Uit de bewoordingen van dit artikel, en ook uit de parlementaire voorbereiding, blijkt duidelijk dat de grondwetgever uitsluitend de zgn. „functionele onafhankelijkheid” heeft willen beschermen. De onafhankelijkheid „wordt beperkt tot de essentie van hun ambtsuitoefening”, namelijk de uitoefening van „rechtsprekende bevoegdheden”: alleen wanneer de rechter recht spreekt is hij onafhankelijk, alleen wanneer hij „individuele dossiers” behandelt, „individuele beslissingen” neemt. In de rechtsleer is deze „functionele onafhankelijkheid” steeds als het wezen van de rechterlijke onafhankelijkheid beschouwd. T.a.v. het rechtspreken is de „scheiding der machten” absoluut. Elke druk van buitenaf is onbehoorlijk. „De enige onafhankelijkheid waarop de rechter aanspraak kan, maar ook compromisloos moet maken, is deze van zijn oordeelsvorming, de onafhankelijkheid van het rechtspreken”, schrijft G. Delvoie31.

9. […]
Het verbod om injuncties te geven houdt niet alleen in dat het niet aan andere machten toekomt om bevelen te richten tot rechters, doch ook dat aanbevelingen, incentives of oproepen om b.v. creatief te zijn in de rechtspraak, uit den boze zijn. Het „verbod om zich in hun plaats te stellen”, betekent niet alleen dat het niet aan de andere machten toekomt om zaken aan de rechter te onttrekken, doch ook, dat zij zich van commentaar onthouden, zolang de zaak „onder de rechter” is. Artikel 151 van de Grondwet mag dan ook geacht worden een sub judice-beginsel in te houden, althans t.a.v. de andere overheidsmachten. Ook de burgerrechtelijke persoonlijke onverantwoordelijkheid van de rechter is een aspect van de grondwettelijke onafhankelijkheid. De rechtspraak ter zake wordt aldus bevestigd en krijgt zelfs een constitutionele grondslag.

26. Eigenlijk valt het op dat de Grondwet geen uitdrukkelijk antwoord biedt op de constitutionele hamvraag. Die vraag is : behoort het openbaar ministerie tot de rechterlijke macht of vertegenwoordigt het slechts de Minister van Justitie bij de hoven en rechtbanken en is als zodanig zelf een deel van de uitvoerende macht. U weet ongetwijfeld dat over deze principiële vraag de meningen verdeeld zijn.

[…]

27. Behoort het openbaar ministerie nu echter tot de rechterlijke macht of tot de uitvoerende macht ? De Grondwet zelf beantwoordt die vraag niet uitdrukkelijk. Uit de parlementaire voorbereiding blijkt o.i. echter duidelijk dat de klassieke leer van de Procureurs-generaal bij het Hof van cassatie niet wordt gedeeld door de grondwetgever. Dat blijkt uit de toelichting bij het voorstel tot herziening van de Grondwet, waarin we lezen : „Paragraaf één bepaalt verder dat ook het openbaar ministerie onafhankelijk is wanneer het de strafvordering instelt en dus bij het vervolgen van misdrijven, weze het dat het openbaar ministerie hier (in tegenstelling tot de taken van het openbaar ministerie waarin het de rechter bijstaat : cf. art. 128102 van het Gerechtelijk Wetboek) geen rechterlijk ambt uitoefent maar veeleer een ambt van de uitvoerende macht en aldus onderworpen is aan het gezag en het toezicht van de Minister van Justitie

[…]

Besluit.

36. De hervorming van Justitie, die ingevolge het Octopusakkoord werd doorgevoerd, leidde ertoe de onafhankelijkheid van de rechters en de leden van het openbaar ministerie tot driemaal toe in artikel 151 van de Grondwet in te schrijven. Het opzet was duidelijk te maken dat die onafhankelijkheid, de conditio sine qua non van elke rechtsbedeling blijft. Artikel 151 van de Grondwet houdt een dubbele boodschap in : enerzijds betekent die onafhankelijkheid geen onverantwoordelijkheid, doch anderzijds mag de verantwoordelijkheid niet leiden tot welkdanige afhankelijkheid ook. De externe controle op de rechterlijke macht geldt dan ook niet voor het rechtspreken zelf. Rechters moeten zich, naar buiten, op geen andere wijze verantwoorden voor hun rechtspraak dan in de motivering waartoe de Grondwet hen verplicht. En voor het overige is er nog de spreuk, die in het bureau van mijn vader hangt : „Een rechter houdt iedere dag zitting in de rechtszaal van zijn geweten“.

Prof. Jan VELAERS

Hoogleraar Universiteit Antwerpen (U.F.S.I.A.)

Deeltijds hoofddocent K.U. Brussel

*) Rede uitgesproken door Prof. J. VELAERS bij gelegenheid van de viering op 6 oktober 2000 van het 25-jarig bestaan van v.z.w. Limburgs Rechtsleven.

8 gedachten over “Vrije meningsuiting bedreigt rechterlijke onafhankelijkheid na verval van sub-judice-beginsel.

  1. Repliek op deze manipulatieve voorstelling van de feiten.
    1. De OvJ had -geen- gijzeling geeist namens de staat maar een advocaat namens een andere verdachte van lekken, die deze schijn van verdenking weg wilde poetsen via een concrete biecht inzake de bronnen en dus ten koste van het -algemeen belang- van bescherming van de persvrijheid mede door bescherming van bronnen
    2. De OvJ (het OM dus) had blijkens berichten gisteren laten weten "dat er voor het algemeen belang" -geen- gronden waren voor de gijzeling.
    3. De journalisten zijn geen criminelen die door de rechtbank waren veroordeeld. Zij werden door een RC op vage gronden (zij hadden kinderen dus ze zouden wel eens kunnen gaan biechten) hen laten opsluiten: willekeur en/of detournemant de pouvoir wellicht dus
    4. De rechter was -niet- aan het beraden maar had de twee journalisten concreet opgesloten in reactie waarop de pers actie ging voeren
    5. De rechter spreekt recht vanuit wat "in het algemeen rechtsbewustzijn leeft". In casu werd massaal geprotesteerd tegen de gijzeling van de journalisten (die ook geen algemeen belang diende: zie punt 2 ) en dus had de rechter hier wel degelijk rekening mee te houden. De rechter legt regelmatig straffen op namens het volk door de mate waarin het rechtsbewustzijn is geschokt. Dit is het omgekeerde (namens het volk) van wat u verwerpt.
    5. U heeft helemaal niet aangetoond dat de rechter onder druk geoordeeld heeft dan wel zonder die druk anders geoordeeld zou hebben.
    U probeert dus zelf de publieke opinie(ook) te manipuleren waarvan u de pers beticht.
    6. U legt zich niet neer bij het oordeel van het OM dat gijzeling niet nodig was noch bij de herbeoordeling RC
    7. U negeert het recht van het volk om de rechter te controleren en/of eventueel te wraken. Ter controle van de rechter gelden de open deuren.
    8. u staat alleen voor uw eigen rechten maar niet voor die van anderen noch voor de persvrijheid. Dit terwijl u zelf hier wilt kunnen schrijven wat u wenst? Is uw mening belangrijker dan de persvrijheid?
    9. Ik zou niet moeten denken aan een Van Waning rechtsstaat.
    mvrgrReactie is geredigeerd

  2. Aanvullende reactie:
    Lettelijk motief van de RC om de (van niets verdachte) journalisten te gijzelen: "deze zaak heeft de rechtsorde daarnaast ernstig geschokt". Hiermee bedoelde hij de lek van de AIVD. De rechter zette zijn gijzeling nota bene kracht bij over de rug van het publiek, en -u wenst het publiek uit te sluiten- als beinvloedende factor?
    Hoezo geen invloed van het publiek?
    Het publiek, journalistiek en publiek lieten weten -geschokt te zijn- door deze dubbele gijzeling van journalisten die zelf op geen enkele wijze ergens van werden verdacht. U vergelijkt deze gijzeling ten onrechte met gewone vervolging van verdachten.
    U geeft een onjuiste voorstelling van zaken verder omdat de journalisten AL WAREN OPGESLOTEN zodat de rechter niet meer aan het beraden was(zoals u suggereert) toen de protestactie (terecht dus) begon. Men besloot niet te wachten met actie tot ze weer eens vrijkwamen (!), logisch he?
    U gaf dus nog steeds geen afdoend antwoord op de vraag -welke regel-is overtreden met tegen de gijzelingsactie. Uw beginsel is geen antwoord op mijn vraag, gelet op voorgaande antwoorden en op uw site (z.a.) en bovendien geeft u GEEN verantwoording voor de rechtmatigheid van de gijzeling zelf.
    Zie art. 10 EVRM over het verschoningsrecht.
    De uitzondering van lid 2 bleek niet te worden voldaan vooral gelet op de eis van de OvJ ter zake en de reactie van het publiek dat de rechter zélf heeft aangevoerd voor zijn gijzeling.
    Uw broer heeft van de week wel een bericht van mij gewist waarin ik stelling nam voor de VK inzake de martelingskwestie. Bij mij verdwijnen alleen beledigingen en laster gericht op de persoon door seksistische mannetjes met achterklap. Staat ook bij mijn profiel. (z.a.). Dus niet suggereren alsof ik iets van u verwijderd zou hebben. Of schrijft je hier onder meer namen, dan moet u dat even bekend maken.
    mvrgrReactie is geredigeerd

  3. Mary, ik zal mij ‘beraden’ over de vraag of het wel zin heeft om serieus in te gaan op aantijgingen die meer gericht lijken op de persoon dan op de probleemstelling.
    Mary: "De OvJ had -geen- gijzeling geeist ..etc"
    RvW: De rechter moest zich beraden op de vraag of deze gijzeling gerechtvaardigd was. Gebrek aan in de rechtspraak en de rechtsstaat als geheel, vormt daarvan de grootste bedreiging.
    Mary: "De OvJ (het OM dus) had blijkens berichten gisteren ..etc."
    RvW: Fijn. Gelukkig maar. Gefeliciteerd, mede namens de familie en onze rechtsstaat.
    Mary: "De journalisten zijn geen criminelen die door de rechtbank waren veroordeeld. etc"
    RvW: Inderdaad. Maar er bestaat geen enkele garantie dat journalisten zich niet in ontoelaatbare onderonsjes met criminelen begeven. Zij zijn onderhevig aan dezelfde rechtsregels en controlemechanismen als gewone burgers. Iedereen die zich buiten en boven de wet stelt, zal daar op enig moment misbruik van (kunnen) maken.
    Mary: "De rechter was -niet- aan het beraden etc. "
    RvW: De beslissing tot al of niet vrijlating berustte bij de rechter die zich daarover dus moest beraden.
    Mary: "U legt zich niet neer bij het oordeel van het OM dat gijzeling niet nodig was noch bij de herbeoordeling RC."
    RvW: RvW: Onzin. Slaat nergens op. Niet te staven. Je raaskalt en draaft door.
    Mary: "U negeert het recht van het volk om de rechter te controleren en/of eventueel te wraken. Ter controle van de rechter gelden de open deuren."
    RvW: Nonsens. Je raaskalt en draaft door.
    Mary: "U heeft helemaal niet aangetoond dat de rechter onder druk geoordeeld heeft dan wel zonder die druk anders geoordeeld zou hebben.
    U probeert dus zelf de publieke opinie(ook) te manipuleren waarvan u de pers beticht."
    RvW: Dat is waar. Dat kan ik ook niet aantonen. Ik stel alleen dat áls er druk op een rechter wordt uitgeoefend, de kans bestaat dat hij hiervoor zal zwichten.
    Mary: "Ik zou niet moeten denken aan een Van Waning rechtsstaat."
    RvW: Ik ook niet, Mary. En zullen wij het daar maar bij laten? Alsjeblieft?Reactie is geredigeerd

  4. Zucht. Daar gaan we weer.
    Mary: "De rechter zette zijn gijzeling nota bene kracht bij over de rug van het publiek, en -u wenst het publiek uit te sluiten- als beinvloedende factor?"
    RvW: Dat bedoel ik. Ik pleit voor onafhankelijkheid van de rechter, lós van journalistiek-gemanipuleerde ‘publieke’ druk.
    Mary: "Het publiek, journalistiek en publiek lieten weten -geschokt te zijn- "
    RvW: Burgers die uiting willen geven aan hun voor- en afkeur, moeten daartoe altijd eerst de filters en censuur van de journalistiek passeren. Media drukken niet af en zenden niet uit wat niet in hun straatje te pas komt.
    Mary: "U geeft een onjuiste voorstelling van zaken verder omdat de journalisten AL WAREN OPGESLOTEN zodat de rechter niet meer aan het beraden was(zoals u suggereert) toen de protestactie (terecht dus) begon."
    RvW: De rechter moest zich inderdaad beraden terwijl de journalisten opgesloten waren. dat is normaal bij gijzelingen, geloof ik.
    Mary: "U gaf dus nog steeds geen afdoend antwoord op de vraag -welke regel-is overtreden met tegen de gijzelingsactie. "
    RvW: Nu breekt mijn klomp. Léés je wel goed?
    Mary: "Zie art. 10 EVRM over het verschoningsrecht. De uitzondering van lid 2 "
    RvW: Sorry. Heb ik niet bij de hand.
    Mary: "Uw broer heeft van de week wel een bericht van mij gewist waarin ik stelling nam voor de VK inzake de martelingskwestie. "
    RvW: Ik wis zelf in principe nooit, maar ik kan mij wel voorstellen dat mensen vinden dat je geen constructieve bijdragen aan een discussie levert. En daar gaat het toch om.
    Mary: "Dus niet suggereren alsof ik iets van u verwijderd zou hebben. Of schrijft je hier onder meer namen, dan moet u dat even bekend maken."
    RvW: Onzin, Je raaskalt en draaft door. Zoiets heb ik NOOIT gesuggereerd. Mijn naam is mijn naam. Heet jij eigenlijk wel echt Mary Franssen? Je lijkt heel erg op een Betty Jansen, die mij een tijd lang het blogleven zuur heeft gemaakt.

  5. Citaat van Robert Van Waning uit zijn artikel hierboven:
    "Artikel 151 van de Grondwet mag dan ook geacht worden een sub JUDICE-BEGINSEL in te houden, ALTHANS t.a.v. de andere OVERHEIDSMACHTEN"
    Reactie:
    Hierop steunt uw hele betoog dat het "journaille" onrechtmatig handelde?
    Dit beginsel betreft de OVERHEIDSMACHTEN en niet het journaille of de burgerij in dit geval.
    Ik heb al eerder opgemerkt dat mensen als u, Verdonk en aanhangers, er toe neigen om de grondrechten in te roepen om de staat te beschermen -tegen de burgers.-
    Niet dus: de grondrechten werken verticaal voor de overheid t.o.v. de burgerij en niet andersom. Mensen die de grondrechten voor de burgers omgekeerd willen toepassen zijn fascisten in de dop.
    U raaskalt, u zwamt en u manipuleert dus.
    En als u dat in een artikel doet waarin u drie maal names mij spreekt dan repliceer ik dat waar u namens mij spreekt of mijn betoog weer krom probeert te maken.
    Zie uw artikel hier, en bij het commentaar in deze link, waar is te zien waar dit dispuut nu precies over begon:
    * mijn vraag welke regel-is-regel het "journaille had overtreden door de protestacties" nadat de journalisten al waren gegijzeld.
    Zie url:
    http://extra.volkskrant.nl/opinie/commentaar.php?id=443
    Niet raaskallen dus, niet draaien met de feiten, niet bluffen, en a.u.b. gewoon komen met een afdoend antwoord op mijn vraag (z.a).
    En als dat er niet is, ook goed, maar dan ophouden met deze schijnvertoningen.
    groet,
    mary franssenReactie is geredigeerd

  6. Kort geleden zag ik ene Moscovics in RTLeugens betogen dat hij Holleeder niet kon verdedigen als er steeds een glasplaat tussen hem en z’n client zat.
    Dat betoog werd afgestoken terwijl Moscovics nog zat te wachten op de uitspraak in kort geding tegen die glasplaat, dat hij zelf had aangespannen.
    Wat betreft vrijheid van meningsuiting, de onschuldig ogende Donner heeft kort geleden een wetje door de kamer gekregen wat verbiedt genocides te ontkennen.
    De rechter moet dan uitmaken of die genocides er zijn geweest.
    Er was weinig protest in Nederland, tegen dit ingrijpen in geschiedschrijving.
    Het Franse wetje wat ontkennen van de Armeense genocide strafbaar stelt is nog steeds niet officieel.
    Wouter Bos schijnt z’n standpunt over de vermeende genocide OP de Armeniers te hebben bijgesteld, we zijn weer in de tijd van de inquisitie, zie de veroordeling van Samir A.
    Samir A heeft niets gedaan, evenmin werd duidelijk dat hij van plan was iets te doen.
    Bush en Blair evenals handlanger Kamp zijn nog op vrije voeten.

  7. Goedemorgen, Mary, lekker geslapen? Kan jij je nog herinneren waarom je zo boos op mij bent?
    Het door jou genoemde citaat ("Het „verbod om zich in hun plaats te stellen", betekent niet alleen dat het niet aan de andere machten toekomt om zaken aan de rechter te onttrekken, doch ook, dat zij zich van commentaar onthouden, zolang de zaak „onder de rechter" is. Artikel 151 van de Grondwet mag dan ook geacht worden een sub judice-beginsel in te houden, althans t.a.v. de andere overheidsmachten.") is niet van mij maar van prof. Jan Prof. Jan VELAERS, Hoogleraar Universiteit Antwerpen, in zijn artikel over de Belgische Grondwetswijziging.
    Als je dit citaat op zichzelf leest, heb je volkomen gelijk dat het ‘sub-judice-beginsel’ in de eerste plaats (en inderdaad misschien wel alleen) de overheidsmachten betreft, en dus niet het journaille of de burgerij. Ik heb echter bewust bijna het hele verhaal van prof. Velaers overgenomen, zodat je had kunnen zien dat elders stond:
    "De onafhankelijkheid [van de rechter, rvw] kondig je niet af. Het is een dagdagelijkse opgave voor elke rechter. Deze moet er voortdurend op bedacht zijn zelf te oordelen. Hij moet vermijden „het geschil uit handen te geven en het door een derde te laten beslechten". De rechter moet „vrij zijn van beïnvloeding, druk of tussenkomst van derden". Rond de eigen oordeelsvorming moet hij, als het ware, een „cordon sanitaire" leggen. Hij moet zich, zoals Storme schrijft „in de stilte van het beraad (…) weten te onttrekken aan elke beïnvloeding van buitenaf". Hij moet ook argwanend staan t.a.v. de eigen vooroordelen, de eigen achtergrond, de sociale context waarin hij leeft. Hij moet klassejustitie vermijden en open staan voor de samenleving. Maar uiteindelijk moet hijzelf oordelen, in eer en geweten uitmaken wat het recht is."
    In de tijd waarin de staatsrechtelijke opvatting van de Trias Politica tot stand kwam, bestonden er nog geen media die in praktische (dus niet in formele!) zin de publieke en politieke meningsvorming kunnen beïnvloeden, sturen, manipuleren en zodoende in de door hen gewenste richting ombuigen, zónder daartoe gekozen te zijn (dus zónder een democratisch mandaat), zónder transparante achtergrond en agenda, en (het allerernstigst) zónder verantwoordingsplicht tegenover wie of wat dan ook buiten het eigen netwerk. Met het oog op hun formidablele politieke en maatschappelijke invloed (en straks wellicht ook macht) pleit ik er dus voor om de media in veel opzichten gelijk te stellen aan overheidsmachten. In een mediacratie is de Trias Politica immers uitgebreid tot een Politiek Kwartet.
    PS
    Ik zou het niet wagen (en ook niet willen) om namens jou te spreken.
    (Ontbrekende spatie toegevoegd en typfout gecorrigeerd, dus:)Reactie is geredigeerd

  8. Beste heer Van Waning,
    Ik ben helemaal niet boos op u geweest, ik heb slechts aangegeven waarom de media -geen regels hebben overtreden- door hun acties en daar houd ik het bij. Zie mijn uitleg nog maar eens.
    U bent Roomser dan de paus, so be it. Ik ben daarom ook blij dat we niet leven in een Van Waning staat.
    groeten,
    mary

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s