Brief van Imad en Wilhelmina Hamdan uit Beirut, woensdag 30 augustus 2006:
“Een goedemorgen vanuit Beiroet. Het is weer een stralend zonnige dag hier. Gewoonlijk stemt mij dat prettig. Vandaag voel ik me echter boos en verdrietig. Wij zijn gisteren naar Zuid-Libanon getrokken. Samen met Ingrid en Samira, persfotografe en journaliste, die met ons vanuit Nederland zijn vertrokken om een reportage te maken over het Libanon dat we nu aantreffen bij onze terugkeer.
We reden via de kustweg richting Sidon en Tyrus. We hadden natuurlijk, net als jullie, al veel beelden op tv gezien van deze streek. Maar om dit zelf waar te nemen is toch wat anders. De verwoesting die we onderweg hebben gezien is moeilijk te bevatten of te omschrijven. We hadden allemaal het gevoel dat we hier op “crime scenes” waren. Werkelijk beestachtig wat hier is aangericht, al zou een beest natuurlijk nooit zoiets doen.
Al direct nadat Beiroet achter ons lag, zagen we de enorme ravage. Alle betonnen bruggen en viaducten, die deel uitmaken van het wegennet, zijn gewoon helemaal verkruimeld. De staalconstructies hangen als spaghetti-slierten aan de uiteinden van de nog overeind staande weghelften. Enorme kraters in het wegdek zijn alvast gedicht met het puin van de bruggen, zodat het verkeer kan passeren. Waar we niet kunnen passeren slingert de colonne auto’s en vrachtwagens stapvoets over de deels onverharde secundaire wegen, om verderop weer de snelweg te nemen tot het volgende obstakel. Maar aan elke brug wordt hard gewerkt! In de hitte van de augustuszon werken bij elke bomkrater tientallen mannen. Met bulldozers, met schoppen en vrachtwagen, die temidden van de ravage wel erg klein lijken, graven en ploeteren ze vastberaden in de puinhopen. Door het embargo op Libanon kan het benodigde zwaardere materieel niet ingevoerd worden. Maar Libanon wacht niet af en gebruikt wat er is. Het wegennet moet over een maand zijn gerepareerd.
De elektriciteitscentrale van Jiye, ten zuiden van Beiroet is een onbeschrijflijke ravage. We weten dat vier van de vijf turbines niet kunnen draaien, waardoor nu de stroom gerantsoeneerd wordt. Na overleg met de bewaking mogen we het terrein op. Pal aan zee liggen de gigantische opslagtanks voor brandstof. Sommigen zijn ingedeukt alsof ze van karton zijn gemaakt. De rest van de tanks zijn gewoon helemaal platgeslagen. Na het bombardement door de Israëlische F16’s stonden de tanks dagenlang in lichterlaaie. De portier vertelt ons dat de intense hitte, giftige gassen en enorme zwarte rookwolken het onmogelijk maakten om dichtbij te komen. Alles is dan ook volledig uitgebrand en 70.000 ton olie is in zee gelopen. Dit is een dikke, stroperige massa die al grotendeels naar de zeebodem is gezonken, maar ook nog als een pikzwarte smurrie op de stranden ligt. Als dit voor de kust van Amerika of Europa was gebeurd zou dit uiteraard als een milieuramp worden beschouwd, vergelijkbaar met de Amoco Cadiz. Maar dit is Libanon en de stroming gaat nou eenmaal altijd noordwaarts…
Van hieraf kunnen we niet verder op de snelweg, dus nemen we de parallel lopende oude weg, die langs het strand loopt. Verderop nabij Sidon is de nieuwe brug bij het stadion zwaar gehavend. Hele wegdelen hangen doormidden gebroken aan stalen kabels. De kraters in de weg worden ingevuld en platgewalst. Vanaf hier wordt het geleidelijk aan erger. De brug over de Litani rivier is helemaal weg en er is een stalen noodbrug aangelegd door Franse VN-soldaten. Om de 50 meter zit er een krater in het wegdek. Riolen zijn kapot, gebouwen zijn zwaar gehavend en veel huizen hebben gebroken ramen. Er zijn weinig mensen op straat.
In Tyrus rijden we langs het prachtige witte zandstrand, maar de stranden, hotels en restaurants zijn verlaten. We gaan koffie drinken in The Rest House, een mooi hotel/restaurant pal aan het strand. Er zitten drie mensen van de pers op het terras – de enige bezoekers. Het personeel vertelt ons dat dit hotel onderdak heeft geboden aan duizenden vluchtelingen uit de zuidelijke dorpen. De laatsten zijn net teruggekeerd om te zien wat er over is van hun huis, hun winkels, hun akkers.
Al het fruit en de groenten, die normaal gesproken worden geëxporteerd, kunnen nu het land niet uit en worden langs de boomgaarden in het zuiden voor peanuts aangeboden. De armste streek van Libanon is nog armer geworden. Deze hartverscheurende taferelen hebben op ons een diepschokkende indruk gemaakt. Eigenlijk zouden meer westerse mensen hier moeten komen kijken om zelf te zien hoe de miljarden aan jarenlange financiële steun aan Israel worden besteedt. Zo maak je geen vrede.
Verder hebben we maandag Kofi Annan met zijn gevolg hier voorbij zijn komen en gisteren hebben we een groot konvooi Franse soldaten zien aankomen met spiksplinternieuwe opleggers. Intussen trekken enkele hulporganisaties zich al geleidelijk aan terug. Ze vinden noodhulp niet langer nodig hier. Hun inspanningen kunnen beter worden ingezet in Darfur of andere gebieden. Want de Libanezen zelf zitten vol initiatief, hebben een energieke aanpak en een vastberaden wil om het land hier bovenop te krijgen!
Je ziet het: we zitten middenin het nieuws.
Ik ga even thee drinken. Tot schrijfs weer!”
Imad en Wilhelmina Hamdan,
Beirut, woensdag 30 augustus 2006
hamdan@libanva.com
Lees ook:
* Libanon nu (1). Imad en Wilhemina Hamdan zijn weer terug in Libanon
* Libanon Nu (3): Waarom moest zo nodig élke brug vernield worden?!
Disproportioneel geweld, ja krijgt zo’n eufemisme inhoud.