From: Robert van Waning
To: Red NRC Hiele, Adriaa
Sent: Friday, February 01, 2002 12:50 PM
Subject: Kale kikker kan geen rente betalen, en pensioensysteem kost veel koffie
Geachte heer Hiele,
Met belangstelling en veel plezier lees ik altijd uw verhalen en adviezen. Ze zijn vrijwel nooit op mijn situatie, maar dat mag mijn pret niet drukken.
Zo heb ik geen aandelen, geen pensioen en wel drie huizen (appartementen), waarvan ik een bewoon en twee (gemeubileerd) verhuur. Vooral dit laatste zult u wel erg onverstandig vinden. Toch ben ik blij dat ik niet vijftien jaar geleden heb geluisterd naar een advies om vooral te huren. Dankzij de verhuur was het niet erg dat mijn inkomen vrij laag was en ook niet dat ik verder geen pensioen heb.
Naast een forse waardevermeerdering leverden de verhuurde appartementen jaarlijks minimaal 8 procent van hun waarde aan huur op (na aftrek van kosten). U zult mij niet horen klagen.
Vorige week schreef u over een ‘onwillige vader’ met wie het slecht schenken zou zijn. Ik was het daarmee niet eens, omdat u er geen rekening mee hield dat de kinderen na hun afstuderen kennelijk meer verdienden dan hun vader. Waarom zou hij die veelverdienende academici dan toch 7 procent rente moeten betalen voor een fiscale constructie die alleen diende om de studiekosten van zijn kinderen te kunnen bekostigen? Die kinderen moeten zich een beetje schamen. En u ook, trouwens, voor dit harde oordeel.
Over het Nederlandse pensioensysteem ben ik minder positief dan velen.
Het gildegewijze pensioensysteem is in strijd met flexibilisering. Nu arbeid steeds flexibeler wordt, blijft het systeem van pensienopbouw daarbij achter. Flexibilisering van arbeid betekent nu nog dat dat voor al die vrijheid in keuze van baan en carriere een hoge prijs betaald moet worden met een tegenvallende pensioenuitkering. Een groot deel van de premies is opgegaan aan de kosten van overheveling van het ene pensioenfonds naar het andere.
Bedrijfstakgewijze pensioenopbouw is uit de tijd. Het systeem heeft geen band meer met de werkelijkheid. Mensen blijven tegenwoordig niet meer hun hele leven werkzaam in dezelfde bedrijfstak.
Een graficus die eerst een paar jaar bij een drukkerij werkt, vervolgens bij een uitgever en bij en bank om het huisorgaan te verzorgen, heeft al een pensioenbreuk. Een juridisch econoom die eerst beleidsmedewerker op een ministerie is, daarna bij een milieustichting in dienst komt, vervolgens directeur is van een watersportbedrijf, daarna van een stichting die traditionele zeiljachten verhuurt en die uiteindelijk vijftien jaar zelfstandig automatiseringsadviseur is, heeft ook een pensioenprobleem. (Deze ‘carrière’ is autobiografisch. Geen pensioen dus, afgezien van die fl 400,- per jaar van het ABP en fl 800,- per jaar van de DETAM.).
De branchegebondenheid van pensioenopbouw is uit de tijd van de ambachten en categorale vakbonden. Pensioenen moeten worden weggehaald uit de sfeer van vakbondsbestuurders en andere beroepsvergaderaars die meer geinteresseerd zijn in presentiegelden dan in de belangen van mensen die korte tijd in hun branche hebben gewerkt.
De pensioenuitkering is bestemd voor degene die daarvoor heeft gewerkt en gespaard. Nu dient een belangrijk deel voor de instandhouding van instituties die hun tijd hebben gehad.
Veel werk in het pensioengebouw heeft te maken met de bedrijfstakgewijze inrichting ervan. Hier liggen mogelijkheden van grotere efficiency en besparingen die de flexibiliteit en de hoogte van pensioenen ten goede kunnen komen.
In het artikel “Er ligt een gouden kans voor modernere sociale zekerheid” (Volkskrant, 13-01-00) werd vakbondsman Douma geciteerd. Hij had gezegd dat de flexibilisering van de arbeidsmarkt en de indiviualisering vragen om een grondige vernieuwing, als de vakbonden maar kunnen blijven bestaan. Misschien moet juist het mes gezet worden in het aandeel van die verouderde vakbonden.
In Douma’s capuccino-model worden de verantwoordelijkheden evenwichtiger verdeeld tussen bonden, werkgevers en overheid. In dit rijtje komt de flexibele, individualistische werknemer en kleine zelfstandige helemaal niet voor! Dit is een typisch staaltje van ouderwets vakbondsdenken.
Niet de pensioengerechtigden, maar de bestuurders van al die versnipperde pensioenfondsen-oude-stijl hebben belang bij de status quo. Zolang de relatief kleine kliek van fondsbestuurders maar hun vergadergelden kunnen opstrijken zal men uit die hoek weinig vernieuwing en echte
belangenbehartiging hoeven verwachten. De door pensioenbreuken, -gaten, -vereveningen etc. geplaagde werkers hebben weinig baat bij dit bedrijfstakgewijze pensioensysteem waarin veel geld bestookt wordt in vakbondsgewijze vergadercircuits.
Cooptatieve fondsbesturen verspillen veel tijd en geld aan sectorgewijze reglementen en statuten die voortdurend gewijzigd moeten worden, en die geadministreerd moeten worden door fondsbeheerders die al die fondsen uit elkaar moeten zien te houden. Wat een bureaucratische verpilling!
Achmea adverteerde in mei vorig jaar met “Driekwart van alle werknemers heeft pensioengat.”
Iets wat feitelijk een maatschappelijk schandaal is, staat zomaar lakoniek en langs-de-neus-weg in
een advertentie van een bedrijf dat graag aan deze erbarmelijke situatie wil verdienen.
Hier is alleen nog maar sprake van werknemers, maar hoe hoog is het percentage pensioenbreukelingen onder alle Nederlanders van 55 jaar en ouder, inclusief de (kleine) zelfstandigen? Het heet dat Nederland op pensioengebied zijn zaakjes voor elkaar heeft, maar dit wordt door bovenstaande cijfers niet bevestigd.
Achmea heeft een ‘oplossing’ voor de werkgevers, jawel! Mede dankzij het nieuwe belastingstelsel wordt er dus voortgeborduurd op de geboortefout van het Nederlandse pensioensysteem. Werkgevers en vakbonden kunnen doorgaan met gebruiken van het pensioen als middel om werknemers aan zich te binden. Niet alleen krijgt de pensioengerechtigde door allerlei breuken, hiaten, frictie-, structuur- en vergaderkosten een te laag pensioen, maar de flexibilisering van de arbeidsmarkt is ook niet met dit systeem gebaat.
Waarom horen wij zo weinig die andere kant van de Nederlandse pensioenverhaal?
Ik ben nu 59 jaar en heb geen werk meer. Over zes jaar heb ik recht op AOW plus fl 920,- per jaar pensioen van het ABP, plus nog iets van de opvolger van de DETAM (geloof ik). Gelukkig heb ik gespaard en geïnvesteerd in twee appartementen die ik verhuur. Deze leveren nu mijn enige inkomsten op. Mijn jonge vrouw werkt, gelukkig, als pensioenjurist.
Vriendelijke groet,
Robert van Waning